search


keyboard_tab Cyber Resilience Act 2023/2841 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2023/2841 NL cercato: 'waarin' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index waarin:


whereas waarin:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 599

 

Artikel 8

Maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s

1.   Elke entiteit van de Unie neemt onverwijld en in elk geval uiterlijk op 8 september 2025, onder het toezicht van haar hoogste managementniveau, passende en evenredige technische, operationele en organisatorische maatregelen voor het beheer van de binnen het kader geïdentificeerde cyberbeveiligingsrisico’s, en voor het voorkomen of tot een minimum beperken van de gevolgen van incidenten. Rekening houdend met de stand van de techniek en, in voorkomend geval, de relevante Europese en internationale normen waarborgen die maatregelen een beveiligingsniveau van netwerk- en informatiesystemen in de gehele ICT-omgeving dat in verhouding staat tot de cyberbeveiligingsrisico’s die zich voordoen. Bij het beoordelen van de evenredigheid van die maatregelen wordt terdege rekening gehouden met de mate waarin de entiteit van de Unie aan cyberbeveiligingsrisico’s is blootgesteld, de omvang van de entiteit van de Unie en de kans dat zich incidenten voordoen en de ernst ervan, met inbegrip van de maatschappelijke, economische en interinstitutionele gevolgen daarvan.

2.   Bij de uitvoering van de maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s behandelen de entiteiten van de Unie ten minste de volgende gebieden:

a)

cyberbeveiligingsbeleid, met inbegrip van de maatregelen die nodig zijn om de in artikel 6 en lid 3 van dit artikel bedoelde doelstellingen en prioriteiten te verwezenlijken;

b)

beleid inzake cyberbeveiligingsrisicoanalyse en beveiliging van informatiesystemen;

c)

beleidsdoelstellingen met betrekking tot het gebruik van cloudcomputingdiensten;

d)

in voorkomend geval een cyberbeveiligingsaudit, die een beoordeling van het cyberbeveiligingsrisico, de kwetsbaarheid en de cyberdreiging kan omvatten, en penetratietests die regelmatig door een betrouwbare particuliere aanbieder worden uitgevoerd;

e)

de uitvoering van aanbevelingen die voortvloeien uit de in punt d) bedoelde cyberbeveiligingsaudits door middel van cyberbeveiligings- en beleidsupdates;

f)

de organisatie van cyberbeveiliging, inclusief de vaststelling van rollen en verantwoordelijkheden;

g)

activabeheer, inclusief een inventaris van ICT-activa en ICT-netwerkarchitectuur;

h)

beveiliging van personele middelen en toegangscontrole;

i)

operationele beveiliging;

j)

communicatiebeveiliging;

k)

aankoop, ontwikkeling en onderhoud van systemen, met inbegrip van beleid inzake de respons op en bekendmaking van kwetsbaarheden;

l)

indien mogelijk, beleid inzake de transparantie van de broncode;

m)

beveiliging van de toeleveringsketen, met inbegrip van beveiligingsgerelateerde aspecten van de betrekkingen tussen elke entiteit van de Unie en haar rechtstreekse leveranciers of dienstverleners;

n)

incidentenbehandeling en samenwerking met CERT-EU, zoals continue monitoring en registratie van de beveiliging;

o)

bedrijfscontinuïteitsbeheer, zoals back-upbeheer en noodvoorzieningenplannen, en crisisbeheer, en

p)

bevordering en ontwikkeling van programma’s betreffende onderwijs, vaardigheden, bewustmaking, oefeningen en opleiding op het gebied van cyberbeveiliging.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt m), houden entiteiten van de Unie rekening met de specifieke kwetsbaarheden van elke rechtstreekse leverancier en dienstverlener, en met de algehele kwaliteit van de producten en cyberbeveiligingspraktijken van hun leveranciers en dienstverleners, veilige ontwikkelingsprocessen inbegrepen.

3.   Entiteiten van de Unie nemen ten minste de volgende specifieke maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s:

a)

technische regelingen om telewerken mogelijk te maken en te ondersteunen;

b)

concrete stappen in de richting van zero trust-beginselen;

c)

het gebruik van multifactorauthenticatie als norm in alle netwerk- en informatiesystemen;

d)

het gebruik van cryptografie en versleuteling, en met name eind-tot-eindversleuteling, alsook beveiligde digitale ondertekening;

e)

waar passend, beveiligde spraak-, beeld- en tekstcommunicatie, en beveiligde noodcommunicatiesystemen binnen de entiteit van de Unie;

f)

proactieve maatregelen voor het opsporen en verwijderen van malware en spyware;

g)

de totstandbrenging van een veilige toeleveringsketen voor software, door middel van criteria voor de ontwikkeling en evaluatie van veilige software;

h)

de opstelling en vaststelling van opleidingsprogramma’s op het gebied van cyberbeveiliging die in verhouding staan tot de voorgeschreven taken en verwachte capaciteiten, voor het hoogste managementniveau en voor de personeelsleden van de entiteit van de Unie die belast zijn met het waarborgen van de effectieve uitvoering van deze verordening;

i)

de regelmatige opleiding van personeelsleden op het gebied van cyberbeveiliging;

j)

in voorkomend geval de deelname aan risicoanalyses van de interconnectiviteit tussen de entiteiten van de Unie;

k)

betere aanbestedingsregels om een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging te bevorderen door:

i)

contractuele belemmeringen weg te nemen die informatie-uitwisseling tussen ICT-dienstverleners over incidenten, kwetsbaarheden en cyberdreigingen met CERT-EU beperken;

ii)

contractueel te bepalen dat incidenten, kwetsbaarheden en cyberdreigingen moeten worden gemeld, en dat er mechanismen voor een passende respons en passend toezicht op incidenten voorhanden moeten zijn.

Artikel 10

Interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging

1.   Er wordt een interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging (IICB) opgericht.

2.   De IICB is verantwoordelijk voor:

a)

het toezicht op en de ondersteuning van de uitvoering van deze verordening door de entiteiten van de Unie;

b)

het toezicht op de uitvoering van de algemene prioriteiten en doelstellingen door CERT-EU en het geven van strategische leiding aan CERT-EU.

3.   De IICB bestaat uit:

a)

één vertegenwoordiger die wordt aangewezen door elk van de volgende partijen:

i)

het Europees Parlement;

ii)

de Europese Raad;

iii)

de Raad van de Europese Unie;

iv)

de Commissie;

v)

het Hof van Justitie van de Europese Unie;

vi)

de Europese Centrale Bank;

vii)

de Rekenkamer;

viii)

de Europese Dienst voor extern optreden;

ix)

het Europees Economisch en Sociaal Comité;

x)

het Europees Comité van de Regio’s;

xi)

de Europese Investeringsbank;

xii)

het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging;

xiii)

Enisa;

xiv)

de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming;

xv)

het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma;

b)

drie vertegenwoordigers die door het netwerk van EU-agentschappen (EUAN) op basis van een voorstel van zijn adviescomité voor ICT worden aangewezen om de belangen te behartigen van andere dan de in punt a) bedoelde organen en instanties van de Unie die hun eigen ICT-omgeving beheren.

De in de IICB vertegenwoordigde entiteiten van de Unie streven naar genderevenwicht onder de aangewezen vertegenwoordigers.

4.   De leden van de IICB kunnen door een plaatsvervanger worden bijgestaan. Andere vertegenwoordigers van de in lid 3 bedoelde entiteiten van de Unie of van andere entiteiten van de Unie kunnen door de voorzitter worden uitgenodigd om zonder stemrecht aan IICB-vergaderingen deel te nemen.

5.   Het hoofd van CERT-EU en de voorzitters van de samenwerkingsgroep, het CSIRT-netwerk en EU-CyCLONe, respectievelijk opgericht op grond van de artikelen 14, 15 en 16 van Richtlijn (EU) 2022/2555, of hun plaatsvervangers, kunnen als waarnemer deelnemen aan IICB-vergaderingen. In uitzonderlijke gevallen kan de IICB overeenkomstig zijn reglement van orde anders beslissen.

6.   De IICB stelt zijn reglement van orde vast.

7.   De IICB wijst overeenkomstig zijn reglement van orde uit zijn leden een voorzitter aan voor een periode van drie jaar. De plaatsvervanger van de voorzitter wordt voor dezelfde duur volwaardig lid van de IICB.

8.   De IICB komt ten minste driemaal per jaar bijeen op initiatief van zijn voorzitter, op verzoek van CERT-EU of op verzoek van een van zijn leden.

9.   Elk lid van de IICB heeft één stem. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, worden de besluiten van de IICB genomen met gewone meerderheid. De voorzitter van de IICB heeft uitsluitend stemrecht bij staking van de stemmen; in dat geval geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

10.   De IICB kan handelen door middel van een vereenvoudigde schriftelijke procedure conform zijn reglement van orde. Op grond van die procedure wordt het desbetreffende besluit geacht binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn te zijn goedgekeurd, tenzij een lid bezwaar maakt.

11.   Het secretariaat van de IICB wordt verzorgd door de Commissie en legt verantwoording af aan de voorzitter van de IICB.

12.   De door het EUAN benoemde vertegenwoordigers brengen de besluiten van de IICB over aan de leden van het EUAN. Leden van het EUAN mogen iedere kwestie die zij voor de IICB van belang achten, aan die vertegenwoordigers of de voorzitter van de IICB voorleggen.

13.   De IICB kan een uitvoerend comité oprichten om hem bij zijn werkzaamheden bij te staan, en een aantal van zijn taken en bevoegdheden daaraan delegeren. De IICB stelt het reglement van orde van het uitvoerend comité vast, met inbegrip van de taken en bevoegdheden van dat comité en de ambtstermijn van de leden daarvan.

14.   Uiterlijk op 8 januari 2025 en vervolgens jaarlijks dient de IICB bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de vooruitgang die bij de uitvoering van deze verordening is geboekt, waarin met name de mate van samenwerking van CERT-EU met tegenhangers in de lidstaten in elk van de lidstaten wordt gespecificeerd. Het verslag dient als input voor het tweejaarlijkse verslag over de stand van zaken op het gebied van de cyberbeveiliging in de Unie dat op grond van artikel 18 van Richtlijn (EU) 2022/2555 wordt opgesteld.

Artikel 21

Rapportageverplichtingen

1.   Een incident wordt als significant beschouwd als het:

a)

de werking van de entiteit van de Unie ernstig heeft verstoord of kan verstoren dan wel voor de betrokken entiteit van de Unie tot financiële verliezen heeft geleid of kan leiden;

b)

andere natuurlijke of rechtspersonen heeft getroffen of kan treffen door aanzienlijke materiële of immateriële schade te veroorzaken.

2.   De entiteiten van de Unie verstrekken aan CERT-EU:

a)

onverwijld en in elk geval binnen 24 uur nadat zij kennis hebben gekregen van het significante incident, een vroegtijdige waarschuwing, waarin, indien van toepassing, wordt aangegeven dat het significante incident vermoedelijk door een onwettige of kwaadwillige handeling is veroorzaakt, dan wel entiteitoverstijgende of grensoverschrijdende gevolgen zou kunnen hebben;

b)

onverwijld en in elk geval binnen 72 uur nadat zij kennis hebben gekregen van het significante incident, een incidentmelding met, indien van toepassing, een update van de in punt a) bedoelde informatie, een initiële beoordeling van het significante incident, met inbegrip van de ernst en de gevolgen ervan, alsook, indien beschikbaar, de indicatoren voor aantasting;

c)

een tussentijds verslag met relevante updates van de situatie, indien CERT-EU daarom verzoekt;

d)

uiterlijk één maand na de indiening van de in punt b) bedoelde incidentmelding, een eindverslag waarin het volgende is opgenomen:

i)

een gedetailleerde beschrijving van het incident, inclusief de ernst en de gevolgen ervan;

ii)

het soort bedreiging of de grondoorzaak die waarschijnlijk tot het incident heeft geleid;

iii)

toegepaste en lopende beperkende maatregelen;

iv)

in voorkomend geval de grensoverschrijdende of entiteitoverstijgende gevolgen van het incident;

e)

indien het incident nog aan de gang is op het moment dat het in punt d) bedoelde eindverslag wordt ingediend, op dat moment een voortgangsverslag en uiterlijk één maand nadat zij het incident hebben afgehandeld, een eindverslag.

3.   Een entiteit van de Unie stelt onverwijld en in elk geval binnen 24 uur nadat zij kennis heeft gekregen van een significant incident, alle in artikel 17, lid 1, bedoelde relevante tegenhangers in de lidstaat waar zij is gevestigd, in kennis van het feit dat zich een significant incident heeft voorgedaan.

4.   De entiteiten van de Unie verstrekken onder meer alle informatie die CERT-EU in staat stelt om alle mogelijke entiteitoverstijgende gevolgen, gevolgen voor de lidstaat van vestiging of grensoverschrijdende gevolgen van een significant incident in kaart te brengen. Onverminderd artikel 12 leidt het louter doen van een melding niet tot een verhoogde aansprakelijkheid voor de entiteit van de Unie.

5.   In voorkomend geval informeren de entiteiten van de Unie de gebruikers van de getroffen netwerk- en informatiesystemen of van andere onderdelen van de ICT-omgeving die mogelijkerwijs door een significant incident of een significante cyberdreiging worden getroffen en in voorkomend geval beperkende maatregelen moeten nemen, onverwijld over alle maatregelen of middelen die zij kunnen nemen of inzetten in antwoord op dat incident of die dreiging. Indien nodig informeren de entiteiten van de Unie die gebruikers over de significante cyberdreiging zelf.

6.   Indien een significant incident of een significante cyberdreiging gevolgen heeft voor een netwerk- en informatiesysteem of een onderdeel van de ICT-omgeving van een entiteit van de Unie waarvan bekend is dat het verbonden is met de ICT-omgeving van een andere entiteit van de Unie, doet CERT-EU een cyberbeveiligingswaarschuwing daaromtrent uitgaan.

7.   De entiteiten van de Unie delen op verzoek van CERT-EU onverwijld de digitale informatie die is opgesteld door het gebruik van elektronische apparaten die bij de respectieve incidenten betrokken zijn geweest. CERT-EU kan nadere bijzonderheden verstrekken betreffende het soort informatie dat nodig is met het oog op situatiebewustzijn en respons op incidenten.

8.   CERT-EU dient om de drie maanden bij de IICB, Enisa, het EU-Intcen en het CSIRT-netwerk een samenvattend verslag in met geanonimiseerde en geaggregeerde gegevens over significante incidenten, incidenten, cyberdreigingen, bijna-incidenten en kwetsbaarheden op grond van artikel 20 en significante incidenten die op grond van lid 2 van dit artikel ter kennis zijn gegeven. Het samenvattend verslag dient als input voor het tweejaarlijkse verslag over de stand van zaken op het gebied van de cyberbeveiliging in de Unie dat op grond van artikel 18 van Richtlijn (EU) 2022/2555 wordt opgesteld.

9.   Uiterlijk op 8 juli 2024 brengt de IICB richtsnoeren of aanbevelingen uit waarin de regelingen voor, en de vorm en inhoud van de rapportage op grond van dit artikel nader worden beschreven. Bij het opstellen van dergelijke richtsnoeren of aanbevelingen houdt de IICB rekening met op grond van artikel 23, lid 11, van Richtlijn (EU) 2022/2555 vastgestelde uitvoeringshandelingen waarin het soort informatie, de vorm en de procedure van kennisgevingen nader worden gespecificeerd. CERT-EU verspreidt de passende technische details, zodat de entiteiten van de Unie proactief opsporings-, incidentrespons- of beperkende maatregelen kunnen nemen.

10.   De in dit artikel vastgestelde rapportageverplichtingen gelden niet voor:

a)

EUCI;

b)

informatie waarvan de verdere verspreiding is uitgesloten door middel van een zichtbare markering, tenzij het delen daarvan met CERT-EU uitdrukkelijk is toegestaan.

Artikel 25

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 8 januari 2025 en daarna jaarlijks brengt de IICB, met de hulp van CERT-EU, verslag uit aan de Commissie over de uitvoering van deze verordening. De IICB kan aanbevelingen doen aan de Commissie om deze verordening te evalueren.

2.   Uiterlijk op 8 januari 2027 en vervolgens om de twee jaar beoordeelt de Commissie de uitvoering van deze verordening en de ervaring die op strategisch en operationeel niveau is opgedaan en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde verslag bevat de in artikel 16, lid 1, bedoelde evaluatie van de mogelijkheid om CERT-EU als bureau van de Unie aan te duiden.

3.   Uiterlijk op 8 januari 2029 evalueert de Commissie de werking van deze verordening en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. De Commissie beoordeelt ook of het passend is netwerk- en informatiesystemen waarin EUCI wordt verwerkt, in het toepassingsgebied van deze verordening op te nemen, rekening houdend met andere wetgevingshandelingen van de Unie die op die systemen van toepassing zijn. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.


whereas









keyboard_arrow_down