search


keyboard_tab Cyber Resilience Act 2023/2841 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2023/2841 NL cercato: 'haar' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index haar:


whereas haar:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 862

 

Artikel 7

Maturiteitsbeoordelingen van de cyberbeveiliging

1.   Uiterlijk op 8 juli 2025 en daarna ten minste om de twee jaar voert elke entiteit van de Unie een maturiteitsbeoordeling van de cyberbeveiliging uit die alle elementen van haar ICT-omgeving omvat.

2.   De maturiteitsbeoordelingen van de cyberbeveiliging worden zo nodig uitgevoerd met bijstand van een gespecialiseerde derde partij.

3.   Entiteiten van de Unie met soortgelijke structuren kunnen samenwerken bij de uitvoering van maturiteitsbeoordelingen van de cyberbeveiliging van hun respectieve entiteiten.

4.   Op basis van een verzoek van de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging en met de uitdrukkelijke toestemming van de betrokken entiteit van de Unie kunnen de resultaten van een maturiteitsbeoordeling van de cyberbeveiliging worden besproken in die raad of in de informele groep van lokale cyberbeveiligingsfunctionarissen, om lering te trekken uit ervaringen en beste praktijken te delen.

Artikel 8

Maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s

1.   Elke entiteit van de Unie neemt onverwijld en in elk geval uiterlijk op 8 september 2025, onder het toezicht van haar hoogste managementniveau, passende en evenredige technische, operationele en organisatorische maatregelen voor het beheer van de binnen het kader geïdentificeerde cyberbeveiligingsrisico’s, en voor het voorkomen of tot een minimum beperken van de gevolgen van incidenten. Rekening houdend met de stand van de techniek en, in voorkomend geval, de relevante Europese en internationale normen waarborgen die maatregelen een beveiligingsniveau van netwerk- en informatiesystemen in de gehele ICT-omgeving dat in verhouding staat tot de cyberbeveiligingsrisico’s die zich voordoen. Bij het beoordelen van de evenredigheid van die maatregelen wordt terdege rekening gehouden met de mate waarin de entiteit van de Unie aan cyberbeveiligingsrisico’s is blootgesteld, de omvang van de entiteit van de Unie en de kans dat zich incidenten voordoen en de ernst ervan, met inbegrip van de maatschappelijke, economische en interinstitutionele gevolgen daarvan.

2.   Bij de uitvoering van de maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s behandelen de entiteiten van de Unie ten minste de volgende gebieden:

a)

cyberbeveiligingsbeleid, met inbegrip van de maatregelen die nodig zijn om de in artikel 6 en lid 3 van dit artikel bedoelde doelstellingen en prioriteiten te verwezenlijken;

b)

beleid inzake cyberbeveiligingsrisicoanalyse en beveiliging van informatiesystemen;

c)

beleidsdoelstellingen met betrekking tot het gebruik van cloudcomputingdiensten;

d)

in voorkomend geval een cyberbeveiligingsaudit, die een beoordeling van het cyberbeveiligingsrisico, de kwetsbaarheid en de cyberdreiging kan omvatten, en penetratietests die regelmatig door een betrouwbare particuliere aanbieder worden uitgevoerd;

e)

de uitvoering van aanbevelingen die voortvloeien uit de in punt d) bedoelde cyberbeveiligingsaudits door middel van cyberbeveiligings- en beleidsupdates;

f)

de organisatie van cyberbeveiliging, inclusief de vaststelling van rollen en verantwoordelijkheden;

g)

activabeheer, inclusief een inventaris van ICT-activa en ICT-netwerkarchitectuur;

h)

beveiliging van personele middelen en toegangscontrole;

i)

operationele beveiliging;

j)

communicatiebeveiliging;

k)

aankoop, ontwikkeling en onderhoud van systemen, met inbegrip van beleid inzake de respons op en bekendmaking van kwetsbaarheden;

l)

indien mogelijk, beleid inzake de transparantie van de broncode;

m)

beveiliging van de toeleveringsketen, met inbegrip van beveiligingsgerelateerde aspecten van de betrekkingen tussen elke entiteit van de Unie en haar rechtstreekse leveranciers of dienstverleners;

n)

incidentenbehandeling en samenwerking met CERT-EU, zoals continue monitoring en registratie van de beveiliging;

o)

bedrijfscontinuïteitsbeheer, zoals back-upbeheer en noodvoorzieningenplannen, en crisisbeheer, en

p)

bevordering en ontwikkeling van programma’s betreffende onderwijs, vaardigheden, bewustmaking, oefeningen en opleiding op het gebied van cyberbeveiliging.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt m), houden entiteiten van de Unie rekening met de specifieke kwetsbaarheden van elke rechtstreekse leverancier en dienstverlener, en met de algehele kwaliteit van de producten en cyberbeveiligingspraktijken van hun leveranciers en dienstverleners, veilige ontwikkelingsprocessen inbegrepen.

3.   Entiteiten van de Unie nemen ten minste de volgende specifieke maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s:

a)

technische regelingen om telewerken mogelijk te maken en te ondersteunen;

b)

concrete stappen in de richting van zero trust-beginselen;

c)

het gebruik van multifactorauthenticatie als norm in alle netwerk- en informatiesystemen;

d)

het gebruik van cryptografie en versleuteling, en met name eind-tot-eindversleuteling, alsook beveiligde digitale ondertekening;

e)

waar passend, beveiligde spraak-, beeld- en tekstcommunicatie, en beveiligde noodcommunicatiesystemen binnen de entiteit van de Unie;

f)

proactieve maatregelen voor het opsporen en verwijderen van malware en spyware;

g)

de totstandbrenging van een veilige toeleveringsketen voor software, door middel van criteria voor de ontwikkeling en evaluatie van veilige software;

h)

de opstelling en vaststelling van opleidingsprogramma’s op het gebied van cyberbeveiliging die in verhouding staan tot de voorgeschreven taken en verwachte capaciteiten, voor het hoogste managementniveau en voor de personeelsleden van de entiteit van de Unie die belast zijn met het waarborgen van de effectieve uitvoering van deze verordening;

i)

de regelmatige opleiding van personeelsleden op het gebied van cyberbeveiliging;

j)

in voorkomend geval de deelname aan risicoanalyses van de interconnectiviteit tussen de entiteiten van de Unie;

k)

betere aanbestedingsregels om een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging te bevorderen door:

i)

contractuele belemmeringen weg te nemen die informatie-uitwisseling tussen ICT-dienstverleners over incidenten, kwetsbaarheden en cyberdreigingen met CERT-EU beperken;

ii)

contractueel te bepalen dat incidenten, kwetsbaarheden en cyberdreigingen moeten worden gemeld, en dat er mechanismen voor een passende respons en passend toezicht op incidenten voorhanden moeten zijn.

Artikel 12

Naleving

1.   De IICB houdt op grond van artikel 10, lid 2, en artikel 11 effectief toezicht op de uitvoering van deze verordening en de door de entiteiten van de Unie vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen en oproepen tot actie. De IICB kan de daartoe benodigde informatie of documentatie opvragen bij de entiteiten van de Unie. Voor de vaststelling van nalevingsmaatregelen uit hoofde van dit artikel heeft de betrokken entiteit van de Unie geen stemrecht indien die entiteit rechtstreeks vertegenwoordigd is in de IICB.

2.   Indien de IICB vaststelt dat een entiteit van de Unie deze verordening of de op grond van deze verordening vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen of oproepen tot actie niet doeltreffend heeft uitgevoerd, kan hij, onverminderd de interne procedures van de betrokken entiteit van de Unie, en na de betrokken entiteit van de Unie de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen te maken:

a)

de betrokken entiteit van de Unie een met redenen omkleed advies doen toekomen inzake de geconstateerde lacunes in de uitvoering van deze verordening;

b)

na raadpleging van CERT-EU de betrokken entiteit van de Unie richtsnoeren verstrekken om ervoor te zorgen dat haar kader, maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s, cyberbeveiligingsplan en verslaglegging binnen een bepaalde termijn in overeenstemming zijn met deze verordening;

c)

een waarschuwing doen uitgaan om vastgestelde tekortkomingen binnen een bepaalde termijn te verhelpen, met inbegrip van aanbevelingen tot wijziging van maatregelen die de betrokken entiteit van de Unie op grond van deze verordening heeft getroffen;

d)

een met redenen omklede kennisgeving doen uitgaan aan de betrokken entiteit van de Unie indien de in een waarschuwing op grond van punt c) vastgestelde tekortkomingen niet voldoende werden verholpen binnen de vermelde termijn;

e)

het volgende doen uitgaan:

i)

een aanbeveling om een audit uit te voeren, of

ii)

een verzoek om een derde partij een audit te laten uitvoeren;

f)

in voorkomend geval de Rekenkamer, binnen de grenzen van haar mandaat, in kennis stellen van de vermeende niet-naleving;

g)

een aanbeveling aan alle lidstaten en entiteiten van de Unie doen uitgaan om gegevensstromen naar de betrokken entiteit van de Unie tijdelijk op te schorten.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt c), wordt de waarschuwing gericht tot een op passende wijze beperkt publiek, indien nodig met het oog op het cyberbeveiligingsrisico.

Op grond van de eerste alinea uitgebrachte waarschuwingen en aanbevelingen worden gericht aan het hoogste managementniveau van de betrokken entiteit van de Unie.

3.   Indien de IICB maatregelen heeft genomen op grond van lid 2, eerste alinea, punten a) tot en met g), verstrekt de betrokken entiteit van de Unie nadere informatie over de maatregelen en acties die zijn genomen om de door de IICB vastgestelde vermeende tekortkomingen te verhelpen. De entiteit van de Unie dient deze nadere informatie binnen een met de IICB overeen te komen redelijke termijn in.

4.   Wanneer de IICB van oordeel is dat er sprake is van een aanhoudende schending van deze verordening door een entiteit van de Unie als rechtstreeks gevolg van het handelen of nalaten van een ambtenaar of ander personeelslid van de Unie, ook op het hoogste managementniveau, verzoekt de IICB de betrokken entiteit van de Unie passende maatregelen te nemen, met inbegrip van het verzoek te overwegen om maatregelen van disciplinaire aard te nemen, overeenkomstig de bepalingen en procedures van het Statuut en alle andere toepasselijke regels en procedures. Daartoe draagt de IICB de nodige informatie over aan de betrokken entiteit van de Unie.

5.   Indien entiteiten van de Unie er kennis van geven dat zij niet in staat zijn om de in artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 1, vastgestelde termijnen te halen, kan de IICB, in naar behoren gemotiveerde gevallen en rekening houdend met de omvang van de entiteit van de Unie, toestemming geven om die termijnen te verlengen.

HOOFDSTUK IV

CERT-EU

Artikel 13

Missie en taken van CERT-EU

1.   De missie van CERT-EU bestaat erin bij te dragen tot de beveiliging van de niet-gerubriceerde ICT-omgeving van de entiteiten van de Unie door ze te adviseren over cyberbeveiliging, door ze te helpen incidenten te voorkomen, op te sporen, te behandelen, te beperken, daarop te reageren en daarvan te herstellen, en door op te treden als knooppunt voor hun informatie-uitwisseling inzake cyberbeveiliging en responscoördinatie bij incidenten.

2.   CERT-EU verzamelt, beheert, analyseert en deelt informatie met de entiteiten van de Unie over cyberdreigingen, kwetsbaarheden en incidenten in niet-gerubriceerde ICT-infrastructuur. Het coördineert de respons op incidenten op interinstitutioneel niveau en op het niveau van de entiteiten van de Unie, onder meer door gespecialiseerde operationele bijstand te verlenen of te coördineren.

3.   CERT-EU verricht de volgende taken om de entiteiten van de Unie bij te staan:

a)

het ondersteunt ze bij de uitvoering van deze verordening en draagt bij tot de coördinatie van de uitvoering van deze verordening door middel van de in artikel 14, lid 1, vermelde maatregelen of via door de IICB gevraagde ad-hocverslagen;

b)

het biedt standaard CSIRT-diensten aan de entiteiten van de Unie door middel van een in zijn dienstencatalogus beschreven pakket cyberbeveiligingsdiensten (basisniveaudiensten);

c)

het onderhoudt een netwerk van soortgelijke organisaties en partners ter ondersteuning van de in de artikelen 17 en 18 bedoelde diensten;

d)

het brengt problemen betreffende de uitvoering van deze verordening en de uitvoering van richtsnoeren, aanbevelingen en oproepen tot actie onder de aandacht van de IICB;

e)

het draagt op basis van de in lid 2 bedoelde informatie bij tot het situatiebewustzijn van de Unie op het gebied van cyberbeveiliging, in nauwe samenwerking met Enisa;

f)

het coördineert het beheer van ernstige incidenten;

g)

het handelt namens entiteiten van de Unie als equivalent van de coördinator die is aangewezen met het oog op de gecoördineerde bekendmaking van kwetsbaarheden op grond artikel 12, lid 1, van Richtlijn (EU) 2022/2555;

h)

het gaat op verzoek van een entiteit van de Unie over tot het proactief en niet-intrusief scannen van openbaar toegankelijke netwerk- en informatiesystemen van die entiteit van de Unie.

De in de eerste alinea, punt e), bedoelde informatie wordt, indien van toepassing en gepast, gedeeld met de IICB, het CSIRT-netwerk en het Inlichtingen- en situatiecentrum van de Europese Unie (EU-Intcen); daarbij worden passende geheimhoudingsvoorwaarden in acht genomen.

4.   CERT-EU kan overeenkomstig artikel 17 of artikel 18, naargelang het geval, samenwerken met relevante cyberbeveiligingsgemeenschappen binnen de Unie en haar lidstaten, onder meer op de volgende gebieden:

a)

paraatheid, incidentcoördinatie, informatie-uitwisseling en crisisrespons op technisch niveau in gevallen die met de entiteiten van de Unie verband houden;

b)

operationele samenwerking inzake het CSIRT-netwerk, ook betreffende wederzijdse bijstand;

c)

inlichtingen inzake cyberdreigingen, inclusief situatiebewustzijn;

d)

elk ander onderwerp waarvoor de technische deskundigheid op het gebied van cyberbeveiliging van CERT-EU vereist is.

5.   Binnen het kader van zijn bevoegdheid onderhoudt CERT-EU gestructureerde samenwerking met Enisa met betrekking tot capaciteitsopbouw, operationele samenwerking en strategische langetermijnanalyses van cyberdreigingen, overeenkomstig Verordening (EU) 2019/881. CERT-EU kan samenwerken en informatie uitwisselen met het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit van Europol.

6.   CERT-EU kan de volgende diensten aanbieden die niet in de dienstencatalogus zijn beschreven (aangerekende diensten):

a)

andere dan de in lid 3 bedoelde diensten ter ondersteuning van de cyberbeveiliging van de ICT-omgeving van de entiteiten van de Unie, op basis van dienstenniveauovereenkomsten en afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen, met name brede netwerkmonitoring, met inbegrip van continue eerstelijnsmonitoring voor zeer ernstige cyberdreigingen;

b)

andere diensten dan diensten ter bescherming van de ICT-omgeving van de entiteiten van de Unie, ter ondersteuning van hun cyberbeveiligingsoperaties of -projecten, op basis van schriftelijke overeenkomsten en met voorafgaande goedkeuring van de IICB;

c)

op verzoek, het proactief scannen van de netwerk- en informatiesystemen van de betrokken entiteit van de Unie om kwetsbaarheden met mogelijk aanzienlijke gevolgen op te sporen;

d)

diensten ter ondersteuning van de beveiliging van de ICT-omgeving van andere organisaties dan de entiteiten van de Unie, die nauw met de entiteiten van de Unie samenwerken, bijvoorbeeld omdat zij taken of verantwoordelijkheden uit hoofde van Unierecht vervullen, op basis van schriftelijke overeenkomsten en met voorafgaande goedkeuring van de IICB.

Met betrekking tot de eerste alinea, punt d), kan CERT-EU bij wijze van uitzondering met voorafgaande toestemming van de IICB dienstenniveauovereenkomsten sluiten met andere entiteiten dan de entiteiten van de Unie.

7.   CERT-EU organiseert cyberbeveiligingsoefeningen en kan eraan deelnemen of deelname aan bestaande oefeningen aanbevelen, in voorkomend geval in nauwe samenwerking met Enisa, om het cyberbeveiligingsniveau van de entiteiten van de Unie te testen.

8.   CERT-EU kan de entiteiten van de Unie bijstaan bij incidenten in netwerk- en informatiesystemen die EUCI verwerken, indien de betrokken entiteiten van de Unie daar uitdrukkelijk om verzoeken overeenkomstig hun respectieve procedures. Het verlenen van bijstand door CERT-EU uit hoofde van dit lid laat de toepasselijke regels inzake de bescherming van gerubriceerde informatie onverlet.

9.   CERT-EU informeert de entiteiten van de Unie over zijn procedures en processen voor incidentenbehandeling.

10.   CERT-EU draagt, met een hoog niveau van vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid, via de passende samenwerkingsmechanismen en rapportagelijnen bij tot relevante en geanonimiseerde informatie over ernstige incidenten en de wijze waarop deze werden afgehandeld. Die informatie wordt opgenomen in het in artikel 10, lid 14, bedoelde verslag.

11.   Bij de aanpak van incidenten die leiden tot inbreuken in verband met persoonsgegevens, ondersteunt CERT-EU de betrokken entiteiten van de Unie, in samenwerking met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, onverminderd de bevoegdheid en taken van die Toezichthouder als toezichthoudende autoriteit uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725.

12.   CERT-EU kan, indien de beleidsafdelingen van de entiteiten van de Unie daar uitdrukkelijk om verzoeken, technisch advies of technische input verstrekken voor relevante beleidskwesties.

Artikel 15

Hoofd van CERT-EU

1.   De Commissie benoemt met goedkeuring door een tweederdemeerderheid van de leden van de IICB het hoofd van CERT-EU. De IICB wordt geraadpleegd in alle stadia van de benoemingsprocedure, in het bijzonder bij het opstellen van vacatureberichten, de beoordeling van de sollicitaties en de benoeming van de selectiecomités voor de functie. De selectieprocedure, met inbegrip van de definitieve shortlist van kandidaten waaruit het hoofd van CERT-EU zal worden benoemd, zorgt voor een eerlijke vertegenwoordiging van elk gender, rekening houdend met de ingediende sollicitaties.

2.   Het hoofd van CERT-EU is verantwoordelijk voor het goed functioneren van CERT-EU en handelt binnen de grenzen van zijn of haar rol, onder de leiding van de IICB. Het hoofd van CERT-EU brengt regelmatig verslag uit aan de voorzitter van de IICB en dient desgevraagd ad-hocverslagen in bij de IICB.

3.   Het hoofd van CERT-EU verleent de bevoegde gedelegeerd ordonnateur bijstand bij het opstellen van het overeenkomstig artikel 74, lid 9, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (9) opgestelde jaarlijks activiteitenverslag, dat financiële en beheersinformatie, inclusief de resultaten van controles, bevat, en brengt regelmatig verslag uit aan de bevoegde gedelegeerd ordonnateur over de uitvoering van maatregelen waarvoor aan het hoofd van CERT-EU bevoegdheden zijn gesubdelegeerd.

4.   Het hoofd van CERT-EU stelt jaarlijks een financiële planning op van de administratieve ontvangsten en uitgaven voor de activiteiten van CERT-EU, een voorgesteld jaarlijks werkprogramma, een voorgestelde dienstencatalogus voor CERT-EU, voorgestelde herzieningen van de dienstencatalogus, voorgestelde regelingen voor dienstenniveauovereenkomsten en voorgestelde kernprestatie-indicatoren voor CERT-EU, die overeenkomstig artikel 11 door de IICB moeten worden goedgekeurd. Bij de herziening van de lijst van diensten in de dienstencatalogus van CERT-EU houdt het hoofd van CERT-EU rekening met de aan CERT-EU toegewezen middelen.

5.   Het hoofd van CERT-EU brengt ten minste eenmaal per jaar verslag uit aan de IICB en de voorzitter ervan over de activiteiten en de prestaties van CERT-EU gedurende de referentieperiode, onder meer met betrekking tot de uitvoering van de begroting, gesloten dienstenniveauovereenkomsten en schriftelijke overeenkomsten, de samenwerking met tegenhangers en partners, en de dienstreizen van personeel, met inbegrip van de in artikel 11 bedoelde verslagen. Die verslagen bevatten een werkprogramma voor de volgende periode, de financiële planning van ontvangsten en uitgaven, met inbegrip van personeel, geplande actualiseringen van de dienstencatalogus van CERT-EU en een beoordeling van het verwachte effect dat dergelijke actualiseringen kunnen hebben op het gebied van financiële en personele middelen.

Artikel 17

Samenwerking van CERT-EU met tegenhangers in de lidstaten

1.   CERT-EU werkt onverwijld samen en wisselt informatie uit met tegenhangers in de lidstaten, met name de op grond van artikel 10 van Richtlijn (EU) 2022/2555 aangewezen of ingestelde CSIRT’s of, indien van toepassing, de op grond van artikel 8 van die richtlijn aangewezen of ingestelde bevoegde autoriteiten en centrale contactpunten, met betrekking tot incidenten, cyberdreigingen, kwetsbaarheden, bijna-incidenten, mogelijke tegenmaatregelen en beste praktijken, en doet dat voor alle onderwerpen die relevant zijn voor een betere bescherming van de ICT-infrastructuur van de entiteiten van de Unie, onder meer via het op grond van artikel 15 van Richtlijn (EU) 2022/2555 opgerichte CSIRT-netwerk. CERT-EU ondersteunt de Commissie in het op grond van artikel 16 van Richtlijn (EU) 2022/2555 opgerichte EU-CyCLONe bij het gecoördineerde beheer van grootschalige cyberbeveiligingsincidenten en -crises.

2.   Indien CERT-EU kennis krijgt van een significant incident dat zich voordoet op het grondgebied van een lidstaat, stelt het overeenkomstig lid 1 onverwijld de betrokken tegenhangers in die lidstaat in kennis.

3.   Op voorwaarde dat persoonsgegevens worden beschermd overeenkomstig het toepasselijk Unierecht inzake gegevensbescherming, wisselt CERT-EU onverwijld, zonder toestemming van de getroffen entiteit van de Unie, relevante incidentspecifieke informatie uit met tegenhangers in de lidstaten teneinde de opsporing van soortgelijke cyberdreigingen of -incidenten te vergemakkelijken of bij te dragen aan de analyse van een incident. CERT-EU wisselt enkel in de volgende gevallen incidentspecifieke informatie uit die de identiteit van het doelwit van het incident onthult:

a)

de getroffen entiteit van de Unie verleent toestemming;

b)

de getroffen entiteit van de Unie verleent weliswaar geen toestemming als bepaald in punt a), maar bekendmaking van de identiteit van de getroffen entiteit van de Unie zou de waarschijnlijkheid vergroten dat elders incidenten worden voorkomen of beperkt, of

c)

de getroffen entiteit van de Unie heeft reeds bekendgemaakt dat zij getroffen werd.

Besluiten om op grond van de eerste alinea, punt b), incidentspecifieke informatie uit te wisselen die de identiteit van het doelwit van het incident onthult, worden bekrachtigd door het hoofd van CERT-EU. Alvorens een dergelijk besluit te nemen, neemt CERT-EU schriftelijk contact op met de getroffen entiteit van de Unie, waarbij duidelijk wordt uitgelegd hoe de bekendmaking van haar identiteit elders incidenten zou helpen voorkomen of beperken. Het hoofd van CERT-EU verstrekt de uitleg en verzoekt de entiteit van de Unie uitdrukkelijk om aan te geven of zij binnen een bepaalde termijn toestemming verleent. Het hoofd van CERT-EU deelt de entiteit van de Unie tevens mee dat hij of zij zich, in het licht van de verstrekte uitleg, het recht voorbehoudt om de informatie ook bekend te maken als er geen toestemming wordt verleend. De getroffen entiteit van de Unie wordt in kennis gesteld voordat de informatie wordt bekendgemaakt.

Artikel 20

Informatie-uitwisselingsregelingen op het gebied van cyberbeveiliging

1.   De entiteiten van de Unie kunnen CERT-EU op vrijwillige basis in kennis stellen van en informatie verstrekken over incidenten, cyberdreigingen, bijna-incidenten en kwetsbaarheden met gevolgen voor hen. CERT-EU zorgt ervoor dat het over efficiënte communicatiemiddelen met een hoge mate van traceerbaarheid, vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid beschikt om informatie-uitwisseling met de entiteiten van de Unie te vergemakkelijken. Bij het verwerken van kennisgevingen kan CERT-EU voorrang geven aan de verwerking van verplichte boven vrijwillige kennisgevingen. Onverminderd artikel 12 mag vrijwillige kennisgeving er niet toe leiden dat de kennisgevende entiteit van de Unie aanvullende verplichtingen worden opgelegd waaraan zij niet onderworpen zou zijn geweest indien zij de kennisgeving niet had gedaan.

2.   Om zijn missie en taken op grond van artikel 13 uit te voeren, kan CERT-EU entiteiten van de Unie verzoeken informatie uit hun respectieve ICT-systeeminventarissen te verstrekken, met inbegrip van informatie over cyberdreigingen, bijna-incidenten, kwetsbaarheden, indicatoren voor aantasting, cyberbeveiligingswaarschuwingen en aanbevelingen betreffende de configuratie van cyberbeveiligingsinstrumenten om incidenten te detecteren. De aangezochte entiteit van de Unie zendt de verlangde informatie en bijbehorende actualiseringen daarvan onverwijld toe.

3.   CERT-EU kan met entiteiten van de Unie incidentspecifieke informatie uitwisselen die de identiteit van de door het incident getroffen entiteit van de Unie onthult, mits de getroffen entiteit van de Unie daarin toestemt. Wanneer een entiteit van de Unie haar toestemming weigert, verstrekt zij CERT-EU de redenen voor dat besluit.

4.   De entiteiten van de Unie wisselen op verzoek informatie uit met het Europees Parlement en de Raad over de voltooiing van de cyberbeveiligingsplannen.

5.   De IICB of CERT-EU, naargelang het geval, deelt op verzoek richtsnoeren, aanbevelingen en oproepen tot actie met het Europees Parlement en de Raad.

6.   De in dit artikel vastgestelde deelverplichtingen gelden niet voor:

a)

EUCI;

b)

informatie waarvan de verdere verspreiding is uitgesloten door middel van een zichtbare markering, tenzij het delen daarvan met CERT-EU uitdrukkelijk is toegestaan.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 13 december 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

P. NAVARRO RÍOS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 21 november 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 december 2023.

(2)  Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 en Richtlijn (EU) 2018/1972 en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148 (NIS 2-richtlijn) (PB L 333 van 27.12.2022, blz. 80).

(3)  Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013 (de cyberbeveiligingsverordening) (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 15).

(4)  Regeling tussen het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank, de Europese Rekenkamer, de Europese Dienst voor extern optreden, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Europees Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank betreffende de organisatie en het functioneren van een computercrisisteam voor de instellingen, organen en instanties van de Unie (CERT-EU) (PB C 12 van 13.1.2018, blz. 1).

(5)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(6)  Aanbeveling (EU) 2017/1584 van de Commissie van 13 september 2017 inzake een gecoördineerde respons op grootschalige cyberincidenten en -crises (PB L 239 van 19.9.2017, blz. 36).

(7)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(8)   PB C 258 van 5.7.2022, blz. 10.

(9)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2841/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)



whereas









keyboard_arrow_down