search


keyboard_tab Cyber Resilience Act 2023/2841 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2023/2841 NL cercato: 'geen' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index geen:


whereas geen:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 370

 

Artikel 12

Naleving

1.   De IICB houdt op grond van artikel 10, lid 2, en artikel 11 effectief toezicht op de uitvoering van deze verordening en de door de entiteiten van de Unie vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen en oproepen tot actie. De IICB kan de daartoe benodigde informatie of documentatie opvragen bij de entiteiten van de Unie. Voor de vaststelling van nalevingsmaatregelen uit hoofde van dit artikel heeft de betrokken entiteit van de Unie geen stemrecht indien die entiteit rechtstreeks vertegenwoordigd is in de IICB.

2.   Indien de IICB vaststelt dat een entiteit van de Unie deze verordening of de op grond van deze verordening vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen of oproepen tot actie niet doeltreffend heeft uitgevoerd, kan hij, onverminderd de interne procedures van de betrokken entiteit van de Unie, en na de betrokken entiteit van de Unie de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen te maken:

a)

de betrokken entiteit van de Unie een met redenen omkleed advies doen toekomen inzake de geconstateerde lacunes in de uitvoering van deze verordening;

b)

na raadpleging van CERT-EU de betrokken entiteit van de Unie richtsnoeren verstrekken om ervoor te zorgen dat haar kader, maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s, cyberbeveiligingsplan en verslaglegging binnen een bepaalde termijn in overeenstemming zijn met deze verordening;

c)

een waarschuwing doen uitgaan om vastgestelde tekortkomingen binnen een bepaalde termijn te verhelpen, met inbegrip van aanbevelingen tot wijziging van maatregelen die de betrokken entiteit van de Unie op grond van deze verordening heeft getroffen;

d)

een met redenen omklede kennisgeving doen uitgaan aan de betrokken entiteit van de Unie indien de in een waarschuwing op grond van punt c) vastgestelde tekortkomingen niet voldoende werden verholpen binnen de vermelde termijn;

e)

het volgende doen uitgaan:

i)

een aanbeveling om een audit uit te voeren, of

ii)

een verzoek om een derde partij een audit te laten uitvoeren;

f)

in voorkomend geval de Rekenkamer, binnen de grenzen van haar mandaat, in kennis stellen van de vermeende niet-naleving;

g)

een aanbeveling aan alle lidstaten en entiteiten van de Unie doen uitgaan om gegevensstromen naar de betrokken entiteit van de Unie tijdelijk op te schorten.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt c), wordt de waarschuwing gericht tot een op passende wijze beperkt publiek, indien nodig met het oog op het cyberbeveiligingsrisico.

Op grond van de eerste alinea uitgebrachte waarschuwingen en aanbevelingen worden gericht aan het hoogste managementniveau van de betrokken entiteit van de Unie.

3.   Indien de IICB maatregelen heeft genomen op grond van lid 2, eerste alinea, punten a) tot en met g), verstrekt de betrokken entiteit van de Unie nadere informatie over de maatregelen en acties die zijn genomen om de door de IICB vastgestelde vermeende tekortkomingen te verhelpen. De entiteit van de Unie dient deze nadere informatie binnen een met de IICB overeen te komen redelijke termijn in.

4.   Wanneer de IICB van oordeel is dat er sprake is van een aanhoudende schending van deze verordening door een entiteit van de Unie als rechtstreeks gevolg van het handelen of nalaten van een ambtenaar of ander personeelslid van de Unie, ook op het hoogste managementniveau, verzoekt de IICB de betrokken entiteit van de Unie passende maatregelen te nemen, met inbegrip van het verzoek te overwegen om maatregelen van disciplinaire aard te nemen, overeenkomstig de bepalingen en procedures van het Statuut en alle andere toepasselijke regels en procedures. Daartoe draagt de IICB de nodige informatie over aan de betrokken entiteit van de Unie.

5.   Indien entiteiten van de Unie er kennis van geven dat zij niet in staat zijn om de in artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 1, vastgestelde termijnen te halen, kan de IICB, in naar behoren gemotiveerde gevallen en rekening houdend met de omvang van de entiteit van de Unie, toestemming geven om die termijnen te verlengen.

HOOFDSTUK IV

CERT-EU

Artikel 17

Samenwerking van CERT-EU met tegenhangers in de lidstaten

1.   CERT-EU werkt onverwijld samen en wisselt informatie uit met tegenhangers in de lidstaten, met name de op grond van artikel 10 van Richtlijn (EU) 2022/2555 aangewezen of ingestelde CSIRT’s of, indien van toepassing, de op grond van artikel 8 van die richtlijn aangewezen of ingestelde bevoegde autoriteiten en centrale contactpunten, met betrekking tot incidenten, cyberdreigingen, kwetsbaarheden, bijna-incidenten, mogelijke tegenmaatregelen en beste praktijken, en doet dat voor alle onderwerpen die relevant zijn voor een betere bescherming van de ICT-infrastructuur van de entiteiten van de Unie, onder meer via het op grond van artikel 15 van Richtlijn (EU) 2022/2555 opgerichte CSIRT-netwerk. CERT-EU ondersteunt de Commissie in het op grond van artikel 16 van Richtlijn (EU) 2022/2555 opgerichte EU-CyCLONe bij het gecoördineerde beheer van grootschalige cyberbeveiligingsincidenten en -crises.

2.   Indien CERT-EU kennis krijgt van een significant incident dat zich voordoet op het grondgebied van een lidstaat, stelt het overeenkomstig lid 1 onverwijld de betrokken tegenhangers in die lidstaat in kennis.

3.   Op voorwaarde dat persoonsgegevens worden beschermd overeenkomstig het toepasselijk Unierecht inzake gegevensbescherming, wisselt CERT-EU onverwijld, zonder toestemming van de getroffen entiteit van de Unie, relevante incidentspecifieke informatie uit met tegenhangers in de lidstaten teneinde de opsporing van soortgelijke cyberdreigingen of -incidenten te vergemakkelijken of bij te dragen aan de analyse van een incident. CERT-EU wisselt enkel in de volgende gevallen incidentspecifieke informatie uit die de identiteit van het doelwit van het incident onthult:

a)

de getroffen entiteit van de Unie verleent toestemming;

b)

de getroffen entiteit van de Unie verleent weliswaar geen toestemming als bepaald in punt a), maar bekendmaking van de identiteit van de getroffen entiteit van de Unie zou de waarschijnlijkheid vergroten dat elders incidenten worden voorkomen of beperkt, of

c)

de getroffen entiteit van de Unie heeft reeds bekendgemaakt dat zij getroffen werd.

Besluiten om op grond van de eerste alinea, punt b), incidentspecifieke informatie uit te wisselen die de identiteit van het doelwit van het incident onthult, worden bekrachtigd door het hoofd van CERT-EU. Alvorens een dergelijk besluit te nemen, neemt CERT-EU schriftelijk contact op met de getroffen entiteit van de Unie, waarbij duidelijk wordt uitgelegd hoe de bekendmaking van haar identiteit elders incidenten zou helpen voorkomen of beperken. Het hoofd van CERT-EU verstrekt de uitleg en verzoekt de entiteit van de Unie uitdrukkelijk om aan te geven of zij binnen een bepaalde termijn toestemming verleent. Het hoofd van CERT-EU deelt de entiteit van de Unie tevens mee dat hij of zij zich, in het licht van de verstrekte uitleg, het recht voorbehoudt om de informatie ook bekend te maken als er geen toestemming wordt verleend. De getroffen entiteit van de Unie wordt in kennis gesteld voordat de informatie wordt bekendgemaakt.

Artikel 18

Samenwerking van CERT-EU met andere tegenhangers

1.   CERT-EU kan met andere tegenhangers in de Unie samenwerken dan de in artikel 17 bedoelde tegenhangers die onderworpen zijn aan cyberbeveiligingsvereisten van de Unie, met inbegrip van bedrijfstakspecifieke tegenhangers, inzake instrumenten en methoden, zoals technieken, tactiek, procedures en beste praktijken, en cyberdreigingen en kwetsbaarheden. Voor iedere samenwerking met dergelijke tegenhangers verzoekt CERT-EU per geval vooraf om de goedkeuring van de IICB. Wanneer CERT-EU met dergelijke tegenhangers een samenwerking aangaat, informeert het de in artikel 17, lid 1, bedoelde tegenhangers in de lidstaat waar de instantie is gevestigd. Waar dit toepasselijk en gepast is, worden die samenwerking en de voorwaarden daarvan, onder meer met betrekking tot cyberbeveiliging, gegevensbescherming en informatieverwerking, vastgelegd in specifieke geheimhoudingsregelingen zoals overeenkomsten of administratieve regelingen. Voor de geheimhoudingsregelingen is geen voorafgaande goedkeuring van de IICB nodig, maar de voorzitter van de IICB wordt ervan op de hoogte gebracht. Indien het dringend noodzakelijk is om informatie over cyberbeveiliging uit te wisselen in het belang van entiteiten van de Unie of een andere partij, kan CERT-EU dit doen met een entiteit waarvan de specifieke bevoegdheid, capaciteit en deskundigheid aantoonbaar vereist zijn om bijstand te verlenen bij een dergelijke dringende noodzaak, ook al heeft CERT-EU geen geheimhoudingsregeling met die entiteit. In dergelijke gevallen brengt CERT-EU de voorzitter van de IICB onmiddellijk op de hoogte en brengt het verslag uit aan de IICB door middel van regelmatige verslagen of vergaderingen.

2.   CERT-EU kan samenwerken met partners, zoals commerciële entiteiten, met inbegrip van bedrijfstakspecifieke entiteiten, internationale organisaties en nationale entiteiten van buiten de Unie of individuele deskundigen, om informatie te verzamelen over algemene en specifieke cyberdreigingen, bijna-incidenten, kwetsbaarheden en mogelijke tegenmaatregelen. Voor verdere samenwerking met deze partners verzoekt CERT-EU per geval vooraf om de goedkeuring van de IICB.

3.   CERT-EU kan, met toestemming van de door een incident getroffen entiteit van de Unie en op voorwaarde dat er met de betrokken tegenhanger of partner een geheimhoudingsregeling of -overeenkomst is gesloten, informatie over het specifieke incident verstrekken aan de in de leden 1 en 2 bedoelde tegenhangers of partners, louter om hen te helpen bij hun analyse.

HOOFDSTUK V

SAMENWERKING EN VERSLAGLEGGINGSVERPLICHTINGEN


whereas









keyboard_arrow_down