search


keyboard_tab Cyber Resilience Act 2023/2841 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2023/2841 NL cercato: 'doen' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index doen:


whereas doen:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 779

 

Artikel 6

Kader voor risicobeheer, governance en toezicht op het gebied van cyberbeveiliging

1.   Uiterlijk op 8 april 2025 stelt elke entiteit van de Unie, na een initiële evaluatie van de cyberbeveiliging, zoals een audit, te hebben uitgevoerd, een intern kader voor het beheer, de governance en de controle met betrekking tot cyberbeveiligingsrisico’s (het “kader”) op. De vaststelling van het kader geschiedt onder toezicht van en onder de verantwoordelijkheid van het hoogste managementniveau van de entiteit van de Unie.

2.   Het kader omvat de gehele niet-gerubriceerde ICT-omgeving van de entiteit van de Unie in kwestie, met inbegrip van de ICT-omgeving ter plaatse, het operationele technologienetwerk ter plaatse, uitbestede activa en diensten in cloudcomputingomgevingen of gehost door derden, mobiele apparatuur, bedrijfsnetwerken, zakelijke netwerken die niet met het internet verbonden zijn en met die omgevingen verbonden apparaten (“ICT-omgeving”). Het kader is gebaseerd op een alle risico’s omvattende aanpak.

3.   Het kader waarborgt een hoog niveau van cyberbeveiliging. In het kader wordt het interne cyberbeveiligingsbeleid, met inbegrip van doelstellingen en prioriteiten, vastgesteld voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen, en de taken en verantwoordelijkheden van het personeel van de entiteit van de Unie dat belast is met het waarborgen van de effectieve uitvoering van deze verordening. Het kader omvat ook mechanismen om de effectiviteit van de uitvoering te meten.

4.   Het kader wordt regelmatig, en ten minste om de vier jaar, geëvalueerd in het licht van de veranderende cyberbeveiligingsrisico’s. In voorkomend geval en na een verzoek van de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging kan het kader van een entiteit van de Unie worden geactualiseerd op basis van richtsnoeren van CERT-EU met betrekking tot vastgestelde incidenten of mogelijk geconstateerde lacunes in de uitvoering van deze verordening.

5.   Het hoogste managementniveau van elke entiteit van de Unie is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze verordening en houdt toezicht op de naleving door zijn organisatie van de verplichtingen in verband met het kader.

6.   Indien nodig en onverminderd zijn verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze verordening, kan het hoogste managementniveau van elke entiteit van de Unie specifieke verplichtingen uit hoofde van deze verordening delegeren aan hoger leidinggevend personeel in de zin van artikel 29, lid 2, van het Statuut of andere functionarissen op gelijkwaardig niveau binnen de betrokken entiteit van de Unie. Ongeacht een dergelijke delegatie kan het hoogste managementniveau aansprakelijk worden gesteld voor inbreuken op deze verordening door de betrokken entiteit van de Unie.

7.   Elke entiteit van de Unie beschikt over doeltreffende mechanismen om te waarborgen dat een passend percentage van de ICT-begroting aan cyberbeveiliging wordt besteed. Bij het vaststellen van dat percentage wordt terdege rekening gehouden met het kader.

8.   Elke entiteit van de Unie stelt elk een lokale cyberbeveiligingsfunctionaris of een gelijkwaardige functionaris aan, die fungeert als het centrale contactpunt voor alle cyberbeveiligingsaspecten. De lokale cyberbeveiligingsfunctionaris faciliteert de uitvoering van deze verordening en brengt op regelmatige basis rechtstreeks aan het hoogste managementniveau verslag uit over de stand van de uitvoering. Ongeacht of in elke entiteit van de Unie de lokale cyberbeveiligingsfunctionaris het centrale contactpunt is, kan een entiteit van de Unie, op basis van een dienstenniveauovereenkomst tussen die entiteit van de Unie en CERT-EU, bepaalde aan de uitvoering van deze verordening gerelateerde taken van de lokale cyberbeveiligingsfunctionaris aan CERT-EU delegeren, of kunnen die taken door meerdere entiteiten van de Unie worden gedeeld. Indien die taken aan CERT-EU zijn gedelegeerd, besluit de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging of die dienstverlening onderdeel dient uit te maken van de basisdienstverlening van CERT-EU, rekening houdend met de personele en financiële middelen van de betrokken entiteit van de Unie. Elke entiteit van de Unie geeft CERT-EU onverwijld kennis van de aangewezen lokale cyberbeveiligingsfunctionaris en iedere wijziging daarvan.

CERT-EU stelt een lijst van aangewezen lokale cyberbeveiligingsfunctionarissen op en houdt deze actueel.

9.   Het hoger leidinggevend personeel in de zin van artikel 29, lid 2, van het Statuut of andere functionarissen op gelijkwaardig niveau binnen de betrokken entiteit van de Unie, alsmede alle relevante personeelsleden die belast zijn met de uitvoering van de in deze verordening vastgelegde maatregelen en met de naleving van verplichtingen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s volgen regelmatig specifieke opleidingen om voldoende kennis en vaardigheden op te doen om risico- en beheerspraktijken op het gebied van cyberbeveiliging en de gevolgen daarvan op de activiteiten van de entiteit van de Unie te begrijpen en te beoordelen.

Artikel 8

Maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s

1.   Elke entiteit van de Unie neemt onverwijld en in elk geval uiterlijk op 8 september 2025, onder het toezicht van haar hoogste managementniveau, passende en evenredige technische, operationele en organisatorische maatregelen voor het beheer van de binnen het kader geïdentificeerde cyberbeveiligingsrisico’s, en voor het voorkomen of tot een minimum beperken van de gevolgen van incidenten. Rekening houdend met de stand van de techniek en, in voorkomend geval, de relevante Europese en internationale normen waarborgen die maatregelen een beveiligingsniveau van netwerk- en informatiesystemen in de gehele ICT-omgeving dat in verhouding staat tot de cyberbeveiligingsrisico’s die zich voordoen. Bij het beoordelen van de evenredigheid van die maatregelen wordt terdege rekening gehouden met de mate waarin de entiteit van de Unie aan cyberbeveiligingsrisico’s is blootgesteld, de omvang van de entiteit van de Unie en de kans dat zich incidenten voordoen en de ernst ervan, met inbegrip van de maatschappelijke, economische en interinstitutionele gevolgen daarvan.

2.   Bij de uitvoering van de maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s behandelen de entiteiten van de Unie ten minste de volgende gebieden:

a)

cyberbeveiligingsbeleid, met inbegrip van de maatregelen die nodig zijn om de in artikel 6 en lid 3 van dit artikel bedoelde doelstellingen en prioriteiten te verwezenlijken;

b)

beleid inzake cyberbeveiligingsrisicoanalyse en beveiliging van informatiesystemen;

c)

beleidsdoelstellingen met betrekking tot het gebruik van cloudcomputingdiensten;

d)

in voorkomend geval een cyberbeveiligingsaudit, die een beoordeling van het cyberbeveiligingsrisico, de kwetsbaarheid en de cyberdreiging kan omvatten, en penetratietests die regelmatig door een betrouwbare particuliere aanbieder worden uitgevoerd;

e)

de uitvoering van aanbevelingen die voortvloeien uit de in punt d) bedoelde cyberbeveiligingsaudits door middel van cyberbeveiligings- en beleidsupdates;

f)

de organisatie van cyberbeveiliging, inclusief de vaststelling van rollen en verantwoordelijkheden;

g)

activabeheer, inclusief een inventaris van ICT-activa en ICT-netwerkarchitectuur;

h)

beveiliging van personele middelen en toegangscontrole;

i)

operationele beveiliging;

j)

communicatiebeveiliging;

k)

aankoop, ontwikkeling en onderhoud van systemen, met inbegrip van beleid inzake de respons op en bekendmaking van kwetsbaarheden;

l)

indien mogelijk, beleid inzake de transparantie van de broncode;

m)

beveiliging van de toeleveringsketen, met inbegrip van beveiligingsgerelateerde aspecten van de betrekkingen tussen elke entiteit van de Unie en haar rechtstreekse leveranciers of dienstverleners;

n)

incidentenbehandeling en samenwerking met CERT-EU, zoals continue monitoring en registratie van de beveiliging;

o)

bedrijfscontinuïteitsbeheer, zoals back-upbeheer en noodvoorzieningenplannen, en crisisbeheer, en

p)

bevordering en ontwikkeling van programma’s betreffende onderwijs, vaardigheden, bewustmaking, oefeningen en opleiding op het gebied van cyberbeveiliging.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt m), houden entiteiten van de Unie rekening met de specifieke kwetsbaarheden van elke rechtstreekse leverancier en dienstverlener, en met de algehele kwaliteit van de producten en cyberbeveiligingspraktijken van hun leveranciers en dienstverleners, veilige ontwikkelingsprocessen inbegrepen.

3.   Entiteiten van de Unie nemen ten minste de volgende specifieke maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s:

a)

technische regelingen om telewerken mogelijk te maken en te ondersteunen;

b)

concrete stappen in de richting van zero trust-beginselen;

c)

het gebruik van multifactorauthenticatie als norm in alle netwerk- en informatiesystemen;

d)

het gebruik van cryptografie en versleuteling, en met name eind-tot-eindversleuteling, alsook beveiligde digitale ondertekening;

e)

waar passend, beveiligde spraak-, beeld- en tekstcommunicatie, en beveiligde noodcommunicatiesystemen binnen de entiteit van de Unie;

f)

proactieve maatregelen voor het opsporen en verwijderen van malware en spyware;

g)

de totstandbrenging van een veilige toeleveringsketen voor software, door middel van criteria voor de ontwikkeling en evaluatie van veilige software;

h)

de opstelling en vaststelling van opleidingsprogramma’s op het gebied van cyberbeveiliging die in verhouding staan tot de voorgeschreven taken en verwachte capaciteiten, voor het hoogste managementniveau en voor de personeelsleden van de entiteit van de Unie die belast zijn met het waarborgen van de effectieve uitvoering van deze verordening;

i)

de regelmatige opleiding van personeelsleden op het gebied van cyberbeveiliging;

j)

in voorkomend geval de deelname aan risicoanalyses van de interconnectiviteit tussen de entiteiten van de Unie;

k)

betere aanbestedingsregels om een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging te bevorderen door:

i)

contractuele belemmeringen weg te nemen die informatie-uitwisseling tussen ICT-dienstverleners over incidenten, kwetsbaarheden en cyberdreigingen met CERT-EU beperken;

ii)

contractueel te bepalen dat incidenten, kwetsbaarheden en cyberdreigingen moeten worden gemeld, en dat er mechanismen voor een passende respons en passend toezicht op incidenten voorhanden moeten zijn.

Artikel 12

Naleving

1.   De IICB houdt op grond van artikel 10, lid 2, en artikel 11 effectief toezicht op de uitvoering van deze verordening en de door de entiteiten van de Unie vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen en oproepen tot actie. De IICB kan de daartoe benodigde informatie of documentatie opvragen bij de entiteiten van de Unie. Voor de vaststelling van nalevingsmaatregelen uit hoofde van dit artikel heeft de betrokken entiteit van de Unie geen stemrecht indien die entiteit rechtstreeks vertegenwoordigd is in de IICB.

2.   Indien de IICB vaststelt dat een entiteit van de Unie deze verordening of de op grond van deze verordening vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen of oproepen tot actie niet doeltreffend heeft uitgevoerd, kan hij, onverminderd de interne procedures van de betrokken entiteit van de Unie, en na de betrokken entiteit van de Unie de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen te maken:

a)

de betrokken entiteit van de Unie een met redenen omkleed advies doen toekomen inzake de geconstateerde lacunes in de uitvoering van deze verordening;

b)

na raadpleging van CERT-EU de betrokken entiteit van de Unie richtsnoeren verstrekken om ervoor te zorgen dat haar kader, maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s, cyberbeveiligingsplan en verslaglegging binnen een bepaalde termijn in overeenstemming zijn met deze verordening;

c)

een waarschuwing doen uitgaan om vastgestelde tekortkomingen binnen een bepaalde termijn te verhelpen, met inbegrip van aanbevelingen tot wijziging van maatregelen die de betrokken entiteit van de Unie op grond van deze verordening heeft getroffen;

d)

een met redenen omklede kennisgeving doen uitgaan aan de betrokken entiteit van de Unie indien de in een waarschuwing op grond van punt c) vastgestelde tekortkomingen niet voldoende werden verholpen binnen de vermelde termijn;

e)

het volgende doen uitgaan:

i)

een aanbeveling om een audit uit te voeren, of

ii)

een verzoek om een derde partij een audit te laten uitvoeren;

f)

in voorkomend geval de Rekenkamer, binnen de grenzen van haar mandaat, in kennis stellen van de vermeende niet-naleving;

g)

een aanbeveling aan alle lidstaten en entiteiten van de Unie doen uitgaan om gegevensstromen naar de betrokken entiteit van de Unie tijdelijk op te schorten.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt c), wordt de waarschuwing gericht tot een op passende wijze beperkt publiek, indien nodig met het oog op het cyberbeveiligingsrisico.

Op grond van de eerste alinea uitgebrachte waarschuwingen en aanbevelingen worden gericht aan het hoogste managementniveau van de betrokken entiteit van de Unie.

3.   Indien de IICB maatregelen heeft genomen op grond van lid 2, eerste alinea, punten a) tot en met g), verstrekt de betrokken entiteit van de Unie nadere informatie over de maatregelen en acties die zijn genomen om de door de IICB vastgestelde vermeende tekortkomingen te verhelpen. De entiteit van de Unie dient deze nadere informatie binnen een met de IICB overeen te komen redelijke termijn in.

4.   Wanneer de IICB van oordeel is dat er sprake is van een aanhoudende schending van deze verordening door een entiteit van de Unie als rechtstreeks gevolg van het handelen of nalaten van een ambtenaar of ander personeelslid van de Unie, ook op het hoogste managementniveau, verzoekt de IICB de betrokken entiteit van de Unie passende maatregelen te nemen, met inbegrip van het verzoek te overwegen om maatregelen van disciplinaire aard te nemen, overeenkomstig de bepalingen en procedures van het Statuut en alle andere toepasselijke regels en procedures. Daartoe draagt de IICB de nodige informatie over aan de betrokken entiteit van de Unie.

5.   Indien entiteiten van de Unie er kennis van geven dat zij niet in staat zijn om de in artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 1, vastgestelde termijnen te halen, kan de IICB, in naar behoren gemotiveerde gevallen en rekening houdend met de omvang van de entiteit van de Unie, toestemming geven om die termijnen te verlengen.

HOOFDSTUK IV

CERT-EU

Artikel 18

Samenwerking van CERT-EU met andere tegenhangers

1.   CERT-EU kan met andere tegenhangers in de Unie samenwerken dan de in artikel 17 bedoelde tegenhangers die onderworpen zijn aan cyberbeveiligingsvereisten van de Unie, met inbegrip van bedrijfstakspecifieke tegenhangers, inzake instrumenten en methoden, zoals technieken, tactiek, procedures en beste praktijken, en cyberdreigingen en kwetsbaarheden. Voor iedere samenwerking met dergelijke tegenhangers verzoekt CERT-EU per geval vooraf om de goedkeuring van de IICB. Wanneer CERT-EU met dergelijke tegenhangers een samenwerking aangaat, informeert het de in artikel 17, lid 1, bedoelde tegenhangers in de lidstaat waar de instantie is gevestigd. Waar dit toepasselijk en gepast is, worden die samenwerking en de voorwaarden daarvan, onder meer met betrekking tot cyberbeveiliging, gegevensbescherming en informatieverwerking, vastgelegd in specifieke geheimhoudingsregelingen zoals overeenkomsten of administratieve regelingen. Voor de geheimhoudingsregelingen is geen voorafgaande goedkeuring van de IICB nodig, maar de voorzitter van de IICB wordt ervan op de hoogte gebracht. Indien het dringend noodzakelijk is om informatie over cyberbeveiliging uit te wisselen in het belang van entiteiten van de Unie of een andere partij, kan CERT-EU dit doen met een entiteit waarvan de specifieke bevoegdheid, capaciteit en deskundigheid aantoonbaar vereist zijn om bijstand te verlenen bij een dergelijke dringende noodzaak, ook al heeft CERT-EU geen geheimhoudingsregeling met die entiteit. In dergelijke gevallen brengt CERT-EU de voorzitter van de IICB onmiddellijk op de hoogte en brengt het verslag uit aan de IICB door middel van regelmatige verslagen of vergaderingen.

2.   CERT-EU kan samenwerken met partners, zoals commerciële entiteiten, met inbegrip van bedrijfstakspecifieke entiteiten, internationale organisaties en nationale entiteiten van buiten de Unie of individuele deskundigen, om informatie te verzamelen over algemene en specifieke cyberdreigingen, bijna-incidenten, kwetsbaarheden en mogelijke tegenmaatregelen. Voor verdere samenwerking met deze partners verzoekt CERT-EU per geval vooraf om de goedkeuring van de IICB.

3.   CERT-EU kan, met toestemming van de door een incident getroffen entiteit van de Unie en op voorwaarde dat er met de betrokken tegenhanger of partner een geheimhoudingsregeling of -overeenkomst is gesloten, informatie over het specifieke incident verstrekken aan de in de leden 1 en 2 bedoelde tegenhangers of partners, louter om hen te helpen bij hun analyse.

HOOFDSTUK V

SAMENWERKING EN VERSLAGLEGGINGSVERPLICHTINGEN

Artikel 21

Rapportageverplichtingen

1.   Een incident wordt als significant beschouwd als het:

a)

de werking van de entiteit van de Unie ernstig heeft verstoord of kan verstoren dan wel voor de betrokken entiteit van de Unie tot financiële verliezen heeft geleid of kan leiden;

b)

andere natuurlijke of rechtspersonen heeft getroffen of kan treffen door aanzienlijke materiële of immateriële schade te veroorzaken.

2.   De entiteiten van de Unie verstrekken aan CERT-EU:

a)

onverwijld en in elk geval binnen 24 uur nadat zij kennis hebben gekregen van het significante incident, een vroegtijdige waarschuwing, waarin, indien van toepassing, wordt aangegeven dat het significante incident vermoedelijk door een onwettige of kwaadwillige handeling is veroorzaakt, dan wel entiteitoverstijgende of grensoverschrijdende gevolgen zou kunnen hebben;

b)

onverwijld en in elk geval binnen 72 uur nadat zij kennis hebben gekregen van het significante incident, een incidentmelding met, indien van toepassing, een update van de in punt a) bedoelde informatie, een initiële beoordeling van het significante incident, met inbegrip van de ernst en de gevolgen ervan, alsook, indien beschikbaar, de indicatoren voor aantasting;

c)

een tussentijds verslag met relevante updates van de situatie, indien CERT-EU daarom verzoekt;

d)

uiterlijk één maand na de indiening van de in punt b) bedoelde incidentmelding, een eindverslag waarin het volgende is opgenomen:

i)

een gedetailleerde beschrijving van het incident, inclusief de ernst en de gevolgen ervan;

ii)

het soort bedreiging of de grondoorzaak die waarschijnlijk tot het incident heeft geleid;

iii)

toegepaste en lopende beperkende maatregelen;

iv)

in voorkomend geval de grensoverschrijdende of entiteitoverstijgende gevolgen van het incident;

e)

indien het incident nog aan de gang is op het moment dat het in punt d) bedoelde eindverslag wordt ingediend, op dat moment een voortgangsverslag en uiterlijk één maand nadat zij het incident hebben afgehandeld, een eindverslag.

3.   Een entiteit van de Unie stelt onverwijld en in elk geval binnen 24 uur nadat zij kennis heeft gekregen van een significant incident, alle in artikel 17, lid 1, bedoelde relevante tegenhangers in de lidstaat waar zij is gevestigd, in kennis van het feit dat zich een significant incident heeft voorgedaan.

4.   De entiteiten van de Unie verstrekken onder meer alle informatie die CERT-EU in staat stelt om alle mogelijke entiteitoverstijgende gevolgen, gevolgen voor de lidstaat van vestiging of grensoverschrijdende gevolgen van een significant incident in kaart te brengen. Onverminderd artikel 12 leidt het louter doen van een melding niet tot een verhoogde aansprakelijkheid voor de entiteit van de Unie.

5.   In voorkomend geval informeren de entiteiten van de Unie de gebruikers van de getroffen netwerk- en informatiesystemen of van andere onderdelen van de ICT-omgeving die mogelijkerwijs door een significant incident of een significante cyberdreiging worden getroffen en in voorkomend geval beperkende maatregelen moeten nemen, onverwijld over alle maatregelen of middelen die zij kunnen nemen of inzetten in antwoord op dat incident of die dreiging. Indien nodig informeren de entiteiten van de Unie die gebruikers over de significante cyberdreiging zelf.

6.   Indien een significant incident of een significante cyberdreiging gevolgen heeft voor een netwerk- en informatiesysteem of een onderdeel van de ICT-omgeving van een entiteit van de Unie waarvan bekend is dat het verbonden is met de ICT-omgeving van een andere entiteit van de Unie, doet CERT-EU een cyberbeveiligingswaarschuwing daaromtrent uitgaan.

7.   De entiteiten van de Unie delen op verzoek van CERT-EU onverwijld de digitale informatie die is opgesteld door het gebruik van elektronische apparaten die bij de respectieve incidenten betrokken zijn geweest. CERT-EU kan nadere bijzonderheden verstrekken betreffende het soort informatie dat nodig is met het oog op situatiebewustzijn en respons op incidenten.

8.   CERT-EU dient om de drie maanden bij de IICB, Enisa, het EU-Intcen en het CSIRT-netwerk een samenvattend verslag in met geanonimiseerde en geaggregeerde gegevens over significante incidenten, incidenten, cyberdreigingen, bijna-incidenten en kwetsbaarheden op grond van artikel 20 en significante incidenten die op grond van lid 2 van dit artikel ter kennis zijn gegeven. Het samenvattend verslag dient als input voor het tweejaarlijkse verslag over de stand van zaken op het gebied van de cyberbeveiliging in de Unie dat op grond van artikel 18 van Richtlijn (EU) 2022/2555 wordt opgesteld.

9.   Uiterlijk op 8 juli 2024 brengt de IICB richtsnoeren of aanbevelingen uit waarin de regelingen voor, en de vorm en inhoud van de rapportage op grond van dit artikel nader worden beschreven. Bij het opstellen van dergelijke richtsnoeren of aanbevelingen houdt de IICB rekening met op grond van artikel 23, lid 11, van Richtlijn (EU) 2022/2555 vastgestelde uitvoeringshandelingen waarin het soort informatie, de vorm en de procedure van kennisgevingen nader worden gespecificeerd. CERT-EU verspreidt de passende technische details, zodat de entiteiten van de Unie proactief opsporings-, incidentrespons- of beperkende maatregelen kunnen nemen.

10.   De in dit artikel vastgestelde rapportageverplichtingen gelden niet voor:

a)

EUCI;

b)

informatie waarvan de verdere verspreiding is uitgesloten door middel van een zichtbare markering, tenzij het delen daarvan met CERT-EU uitdrukkelijk is toegestaan.

Artikel 22

Coördinatie van respons bij incidenten en samenwerking

1.   Bij zijn optreden als knooppunt voor informatie-uitwisseling inzake cyberbeveiliging en responscoördinatie bij incidenten faciliteert CERT-EU de uitwisseling van informatie inzake incidenten, cyberdreigingen, kwetsbaarheden en bijna-incidenten onder de volgende partijen:

a)

entiteiten van de Unie;

b)

de in de artikelen 17 en 18 bedoelde tegenhangers.

2.   CERT-EU faciliteert, zo nodig in nauwe samenwerking met Enisa, de coördinatie tussen de entiteiten van de Unie inzake de respons bij incidenten, wat het volgende omvat:

a)

bijdragen tot consequente externe communicatie;

b)

wederzijdse ondersteuning, zoals het delen van informatie die relevant is voor entiteiten van de Unie, of het verlenen van bijstand, in voorkomend geval rechtstreeks ter plaatse;

c)

optimaal gebruik van operationele middelen;

d)

coördinatie met andere crisisresponsmechanismen op Unieniveau.

3.   CERT-EU ondersteunt, in nauwe samenwerking met Enisa, de entiteiten van de Unie met betrekking tot het situatiebewustzijn van incidenten, cyberdreigingen, kwetsbaarheden en bijna-incidenten, en het delen van relevante ontwikkelingen op het gebied van cyberbeveiliging.

4.   Uiterlijk op 8 januari 2025 stelt de IICB, op basis van een voorstel van CERT-EU, richtsnoeren of aanbevelingen inzake de respons bij incidenten en samenwerking bij significante incidenten vast. Wanneer wordt vermoed dat het incident crimineel van aard is, adviseert CERT-EU onverwijld over de manier waarop het incident aan de rechtshandhavingsinstanties moet worden gemeld.

5.   Op specifiek verzoek van een lidstaat en met de goedkeuring van de betrokken entiteiten van de Unie kan CERT-EU een beroep doen op deskundigen van de in artikel 23, lid 4, bedoelde lijst om bij te dragen aan de respons op een ernstig incident dat gevolgen heeft in die lidstaat, of op een grootschalig cyberbeveiligingsincident overeenkomstig artikel 15, lid 3, punt g), van Richtlijn (EU) 2022/2555. De specifieke regels met betrekking tot de toegang tot en de inzet van technische deskundigen van de entiteiten van de Unie worden door de IICB op basis van een voorstel van CERT-EU goedgekeurd.

Artikel 25

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 8 januari 2025 en daarna jaarlijks brengt de IICB, met de hulp van CERT-EU, verslag uit aan de Commissie over de uitvoering van deze verordening. De IICB kan aanbevelingen doen aan de Commissie om deze verordening te evalueren.

2.   Uiterlijk op 8 januari 2027 en vervolgens om de twee jaar beoordeelt de Commissie de uitvoering van deze verordening en de ervaring die op strategisch en operationeel niveau is opgedaan en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde verslag bevat de in artikel 16, lid 1, bedoelde evaluatie van de mogelijkheid om CERT-EU als bureau van de Unie aan te duiden.

3.   Uiterlijk op 8 januari 2029 evalueert de Commissie de werking van deze verordening en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. De Commissie beoordeelt ook of het passend is netwerk- en informatiesystemen waarin EUCI wordt verwerkt, in het toepassingsgebied van deze verordening op te nemen, rekening houdend met andere wetgevingshandelingen van de Unie die op die systemen van toepassing zijn. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.


whereas









keyboard_arrow_down