search


keyboard_tab Cyber Resilience Act 2023/2841 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2023/2841 NL cercato: 'evaluatie' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index evaluatie:


whereas evaluatie:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 501

 

Artikel 5

Uitvoering van maatregelen

1.   Uiterlijk op 8 september 2024 verstrekt de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging, na raadpleging van het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa) en na advies van CERT-EU, richtsnoeren aan de entiteiten van de Unie met het oog op de uitvoering van een initiële cyberbeveiligingsevaluatie en de vaststelling van een intern kader voor het beheer, de governance en de controle met betrekking tot cyberbeveiligingsrisico’s op grond van artikel 6, de uitvoering van maturiteitsbeoordelingen van de cyberbeveiliging op grond van artikel 7, het nemen van maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s op grond van artikel 8 en de vaststelling van het cyberbeveiligingsplan op grond van artikel 9.

2.   Bij de uitvoering van de artikelen 6 tot en met 9 houden de entiteiten van de Unie rekening met de in lid 1 van dit artikel bedoelde richtsnoeren alsook met relevante richtsnoeren en aanbevelingen die zijn vastgesteld op grond van de artikelen 11 en 14.

Artikel 6

Kader voor risicobeheer, governance en toezicht op het gebied van cyberbeveiliging

1.   Uiterlijk op 8 april 2025 stelt elke entiteit van de Unie, na een initiële evaluatie van de cyberbeveiliging, zoals een audit, te hebben uitgevoerd, een intern kader voor het beheer, de governance en de controle met betrekking tot cyberbeveiligingsrisico’s (het “kader”) op. De vaststelling van het kader geschiedt onder toezicht van en onder de verantwoordelijkheid van het hoogste managementniveau van de entiteit van de Unie.

2.   Het kader omvat de gehele niet-gerubriceerde ICT-omgeving van de entiteit van de Unie in kwestie, met inbegrip van de ICT-omgeving ter plaatse, het operationele technologienetwerk ter plaatse, uitbestede activa en diensten in cloudcomputingomgevingen of gehost door derden, mobiele apparatuur, bedrijfsnetwerken, zakelijke netwerken die niet met het internet verbonden zijn en met die omgevingen verbonden apparaten (“ICT-omgeving”). Het kader is gebaseerd op een alle risico’s omvattende aanpak.

3.   Het kader waarborgt een hoog niveau van cyberbeveiliging. In het kader wordt het interne cyberbeveiligingsbeleid, met inbegrip van doelstellingen en prioriteiten, vastgesteld voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen, en de taken en verantwoordelijkheden van het personeel van de entiteit van de Unie dat belast is met het waarborgen van de effectieve uitvoering van deze verordening. Het kader omvat ook mechanismen om de effectiviteit van de uitvoering te meten.

4.   Het kader wordt regelmatig, en ten minste om de vier jaar, geëvalueerd in het licht van de veranderende cyberbeveiligingsrisico’s. In voorkomend geval en na een verzoek van de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging kan het kader van een entiteit van de Unie worden geactualiseerd op basis van richtsnoeren van CERT-EU met betrekking tot vastgestelde incidenten of mogelijk geconstateerde lacunes in de uitvoering van deze verordening.

5.   Het hoogste managementniveau van elke entiteit van de Unie is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze verordening en houdt toezicht op de naleving door zijn organisatie van de verplichtingen in verband met het kader.

6.   Indien nodig en onverminderd zijn verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze verordening, kan het hoogste managementniveau van elke entiteit van de Unie specifieke verplichtingen uit hoofde van deze verordening delegeren aan hoger leidinggevend personeel in de zin van artikel 29, lid 2, van het Statuut of andere functionarissen op gelijkwaardig niveau binnen de betrokken entiteit van de Unie. Ongeacht een dergelijke delegatie kan het hoogste managementniveau aansprakelijk worden gesteld voor inbreuken op deze verordening door de betrokken entiteit van de Unie.

7.   Elke entiteit van de Unie beschikt over doeltreffende mechanismen om te waarborgen dat een passend percentage van de ICT-begroting aan cyberbeveiliging wordt besteed. Bij het vaststellen van dat percentage wordt terdege rekening gehouden met het kader.

8.   Elke entiteit van de Unie stelt elk een lokale cyberbeveiligingsfunctionaris of een gelijkwaardige functionaris aan, die fungeert als het centrale contactpunt voor alle cyberbeveiligingsaspecten. De lokale cyberbeveiligingsfunctionaris faciliteert de uitvoering van deze verordening en brengt op regelmatige basis rechtstreeks aan het hoogste managementniveau verslag uit over de stand van de uitvoering. Ongeacht of in elke entiteit van de Unie de lokale cyberbeveiligingsfunctionaris het centrale contactpunt is, kan een entiteit van de Unie, op basis van een dienstenniveauovereenkomst tussen die entiteit van de Unie en CERT-EU, bepaalde aan de uitvoering van deze verordening gerelateerde taken van de lokale cyberbeveiligingsfunctionaris aan CERT-EU delegeren, of kunnen die taken door meerdere entiteiten van de Unie worden gedeeld. Indien die taken aan CERT-EU zijn gedelegeerd, besluit de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging of die dienstverlening onderdeel dient uit te maken van de basisdienstverlening van CERT-EU, rekening houdend met de personele en financiële middelen van de betrokken entiteit van de Unie. Elke entiteit van de Unie geeft CERT-EU onverwijld kennis van de aangewezen lokale cyberbeveiligingsfunctionaris en iedere wijziging daarvan.

CERT-EU stelt een lijst van aangewezen lokale cyberbeveiligingsfunctionarissen op en houdt deze actueel.

9.   Het hoger leidinggevend personeel in de zin van artikel 29, lid 2, van het Statuut of andere functionarissen op gelijkwaardig niveau binnen de betrokken entiteit van de Unie, alsmede alle relevante personeelsleden die belast zijn met de uitvoering van de in deze verordening vastgelegde maatregelen en met de naleving van verplichtingen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s volgen regelmatig specifieke opleidingen om voldoende kennis en vaardigheden op te doen om risico- en beheerspraktijken op het gebied van cyberbeveiliging en de gevolgen daarvan op de activiteiten van de entiteit van de Unie te begrijpen en te beoordelen.

Artikel 8

Maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s

1.   Elke entiteit van de Unie neemt onverwijld en in elk geval uiterlijk op 8 september 2025, onder het toezicht van haar hoogste managementniveau, passende en evenredige technische, operationele en organisatorische maatregelen voor het beheer van de binnen het kader geïdentificeerde cyberbeveiligingsrisico’s, en voor het voorkomen of tot een minimum beperken van de gevolgen van incidenten. Rekening houdend met de stand van de techniek en, in voorkomend geval, de relevante Europese en internationale normen waarborgen die maatregelen een beveiligingsniveau van netwerk- en informatiesystemen in de gehele ICT-omgeving dat in verhouding staat tot de cyberbeveiligingsrisico’s die zich voordoen. Bij het beoordelen van de evenredigheid van die maatregelen wordt terdege rekening gehouden met de mate waarin de entiteit van de Unie aan cyberbeveiligingsrisico’s is blootgesteld, de omvang van de entiteit van de Unie en de kans dat zich incidenten voordoen en de ernst ervan, met inbegrip van de maatschappelijke, economische en interinstitutionele gevolgen daarvan.

2.   Bij de uitvoering van de maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s behandelen de entiteiten van de Unie ten minste de volgende gebieden:

a)

cyberbeveiligingsbeleid, met inbegrip van de maatregelen die nodig zijn om de in artikel 6 en lid 3 van dit artikel bedoelde doelstellingen en prioriteiten te verwezenlijken;

b)

beleid inzake cyberbeveiligingsrisicoanalyse en beveiliging van informatiesystemen;

c)

beleidsdoelstellingen met betrekking tot het gebruik van cloudcomputingdiensten;

d)

in voorkomend geval een cyberbeveiligingsaudit, die een beoordeling van het cyberbeveiligingsrisico, de kwetsbaarheid en de cyberdreiging kan omvatten, en penetratietests die regelmatig door een betrouwbare particuliere aanbieder worden uitgevoerd;

e)

de uitvoering van aanbevelingen die voortvloeien uit de in punt d) bedoelde cyberbeveiligingsaudits door middel van cyberbeveiligings- en beleidsupdates;

f)

de organisatie van cyberbeveiliging, inclusief de vaststelling van rollen en verantwoordelijkheden;

g)

activabeheer, inclusief een inventaris van ICT-activa en ICT-netwerkarchitectuur;

h)

beveiliging van personele middelen en toegangscontrole;

i)

operationele beveiliging;

j)

communicatiebeveiliging;

k)

aankoop, ontwikkeling en onderhoud van systemen, met inbegrip van beleid inzake de respons op en bekendmaking van kwetsbaarheden;

l)

indien mogelijk, beleid inzake de transparantie van de broncode;

m)

beveiliging van de toeleveringsketen, met inbegrip van beveiligingsgerelateerde aspecten van de betrekkingen tussen elke entiteit van de Unie en haar rechtstreekse leveranciers of dienstverleners;

n)

incidentenbehandeling en samenwerking met CERT-EU, zoals continue monitoring en registratie van de beveiliging;

o)

bedrijfscontinuïteitsbeheer, zoals back-upbeheer en noodvoorzieningenplannen, en crisisbeheer, en

p)

bevordering en ontwikkeling van programma’s betreffende onderwijs, vaardigheden, bewustmaking, oefeningen en opleiding op het gebied van cyberbeveiliging.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt m), houden entiteiten van de Unie rekening met de specifieke kwetsbaarheden van elke rechtstreekse leverancier en dienstverlener, en met de algehele kwaliteit van de producten en cyberbeveiligingspraktijken van hun leveranciers en dienstverleners, veilige ontwikkelingsprocessen inbegrepen.

3.   Entiteiten van de Unie nemen ten minste de volgende specifieke maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s:

a)

technische regelingen om telewerken mogelijk te maken en te ondersteunen;

b)

concrete stappen in de richting van zero trust-beginselen;

c)

het gebruik van multifactorauthenticatie als norm in alle netwerk- en informatiesystemen;

d)

het gebruik van cryptografie en versleuteling, en met name eind-tot-eindversleuteling, alsook beveiligde digitale ondertekening;

e)

waar passend, beveiligde spraak-, beeld- en tekstcommunicatie, en beveiligde noodcommunicatiesystemen binnen de entiteit van de Unie;

f)

proactieve maatregelen voor het opsporen en verwijderen van malware en spyware;

g)

de totstandbrenging van een veilige toeleveringsketen voor software, door middel van criteria voor de ontwikkeling en evaluatie van veilige software;

h)

de opstelling en vaststelling van opleidingsprogramma’s op het gebied van cyberbeveiliging die in verhouding staan tot de voorgeschreven taken en verwachte capaciteiten, voor het hoogste managementniveau en voor de personeelsleden van de entiteit van de Unie die belast zijn met het waarborgen van de effectieve uitvoering van deze verordening;

i)

de regelmatige opleiding van personeelsleden op het gebied van cyberbeveiliging;

j)

in voorkomend geval de deelname aan risicoanalyses van de interconnectiviteit tussen de entiteiten van de Unie;

k)

betere aanbestedingsregels om een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging te bevorderen door:

i)

contractuele belemmeringen weg te nemen die informatie-uitwisseling tussen ICT-dienstverleners over incidenten, kwetsbaarheden en cyberdreigingen met CERT-EU beperken;

ii)

contractueel te bepalen dat incidenten, kwetsbaarheden en cyberdreigingen moeten worden gemeld, en dat er mechanismen voor een passende respons en passend toezicht op incidenten voorhanden moeten zijn.

Artikel 16

Financiële en personeelszaken

1.   CERT-EU wordt geïntegreerd in de administratieve structuur van een directoraat-generaal van de Commissie zodat het kan profiteren van de ondersteunende structuren van de Commissie op het gebied van administratie, financieel beheer en boekhouding, met behoud van zijn status als autonome interinstitutionele dienstverlener voor alle entiteiten van de Unie. De Commissie stelt de IICB in kennis van de administratieve vestiging van CERT-EU en van eventuele wijzigingen daarvan. De Commissie evalueert de administratieve regelingen met betrekking tot CERT-EU regelmatig en in elk geval vóór de vaststelling van een meerjarig financieel kader op grond van artikel 312 VWEU, zodat passende actie kan worden ondernomen. De evaluatie omvat de mogelijkheid om CERT-EU als bureau van de Unie aan te duiden.

2.   Voor de toepassing van de administratieve en financiële procedures handelt het hoofd van CERT-EU onder het gezag van de Commissie en onder toezicht van de IICB.

3.   De taken en activiteiten van CERT-EU, inclusief de diensten die CERT-EU op grond van artikel 13, leden 3, 4, 5 en 7, en artikel 14, lid 1, verleent aan de uit de rubriek Europees openbaar bestuur van het meerjarige financiële kader gefinancierde entiteiten van de Unie, worden uit een afzonderlijke begrotingslijn van de begroting van de Commissie gefinancierd. De voor CERT-EU gereserveerde posten worden gespecificeerd in een voetnoot bij de personeelsformatie van de Commissie.

4.   Andere dan de in lid 3 van dit artikel bedoelde entiteiten van de Unie leveren een jaarlijkse financiële bijdrage aan CERT-EU ter dekking van de door CERT-EU op grond van dat lid verleende diensten. De bijdragen worden gebaseerd op richtsnoeren van de IICB en in dienstenniveauovereenkomsten tussen elke entiteit van de Unie en CERT-EU bepaald. De bijdragen vertegenwoordigen een billijk en evenredig deel van de totale kosten van de verleende diensten. Deze worden als interne bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 3, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 via de in lid 3 van dit artikel bedoelde afzonderlijke begrotingslijn ontvangen.

5.   De kosten van de in artikel 13, lid 6, bedoelde diensten worden verhaald op de entiteiten van de Unie die de diensten van CERT-EU ontvangen. De ontvangsten worden bestemd voor de begrotingsonderdelen die de kosten dragen.

Artikel 25

evaluatie

1.   Uiterlijk op 8 januari 2025 en daarna jaarlijks brengt de IICB, met de hulp van CERT-EU, verslag uit aan de Commissie over de uitvoering van deze verordening. De IICB kan aanbevelingen doen aan de Commissie om deze verordening te evalueren.

2.   Uiterlijk op 8 januari 2027 en vervolgens om de twee jaar beoordeelt de Commissie de uitvoering van deze verordening en de ervaring die op strategisch en operationeel niveau is opgedaan en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde verslag bevat de in artikel 16, lid 1, bedoelde evaluatie van de mogelijkheid om CERT-EU als bureau van de Unie aan te duiden.

3.   Uiterlijk op 8 januari 2029 evalueert de Commissie de werking van deze verordening en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. De Commissie beoordeelt ook of het passend is netwerk- en informatiesystemen waarin EUCI wordt verwerkt, in het toepassingsgebied van deze verordening op te nemen, rekening houdend met andere wetgevingshandelingen van de Unie die op die systemen van toepassing zijn. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.


whereas









keyboard_arrow_down