search


keyboard_tab Cyber Resilience Act 2023/2841 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2023/2841 NL cercato: 'cyberbeveiligingsrisico’s' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl




whereas cyberbeveiligingsrisico’s:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 770

 

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden maatregelen vastgesteld met als doel in entiteiten van de Unie een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging te verwezenlijken met betrekking tot:

a)

de vaststelling door elke entiteit van de Unie van een intern kader voor het beheer, de governance en de controle met betrekking tot cyberbeveiligingsrisico’s op grond van artikel 6;

b)

het beheer van, rapportage over en het delen van informatie op het gebied van cyberbeveiligingsrisico’s;

c)

de organisatie, het functioneren en de werking van de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging, alsook de organisatie, het functioneren en de werking van de cyberbeveiligingsdienst voor de instellingen, organen en instanties van de Unie (CERT-EU);

d)

het toezicht op de tenuitvoerlegging van deze verordening.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“entiteiten van de Unie”: instellingen, organen en instanties van de Unie die zijn opgericht bij of krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) of het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie;

2)

“netwerk- en informatiesysteem”: een netwerk- en informatiesysteem zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 1), van Richtlijn (EU) 2022/2555;

3)

“beveiliging van netwerk- en informatiesystemen”: beveiliging van netwerk- en informatiesystemen zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 2), van Richtlijn (EU) 2022/2555;

4)

“cyberbeveiliging”: cyberbeveiliging zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) 2019/881;

5)

“hoogste managementniveau”: een leidinggevende, een leidinggevend orgaan of een coördinatie- en toezichtorgaan dat op het hoogste bestuurlijke niveau verantwoordelijk is voor het functioneren van een entiteit van de Unie, met een mandaat om besluiten vast te stellen of hiervoor toestemming te verlenen in overeenstemming met de bestuursregelingen op hoog niveau van die entiteit van de Unie, onverminderd de formele verantwoordelijkheden van andere managementniveaus voor naleving en het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s op hun respectieve bevoegdheidsgebieden;

6)

“bijna-incident”: een bijna-incident zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 5), van Richtlijn (EU) 2022/2555;

7)

“incident”: een incident zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 6), van Richtlijn (EU) 2022/2555;

8)

“ernstig incident”: een incident dat een mate van verstoring veroorzaakt die het responsvermogen van een entiteit van de Unie en CERT-EU overstijgt of dat significante gevolgen heeft voor ten minste twee entiteiten van de Unie;

9)

“grootschalig cyberbeveiligingsincident”: een grootschalig cyberbeveiligingsincident zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 7), van Richtlijn (EU) 2022/2555;

10)

“incidentenbehandeling”: incidentenbehandeling zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 8), van Richtlijn (EU) 2022/2555;

11)

“cyberdreiging”: een cyberdreiging zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2019/881;

12)

“significante cyberdreiging”: een significante cyberdreiging zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 11), van Richtlijn (EU) 2022/2555;

13)

“kwetsbaarheid”: kwetsbaarheid zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 15), van Richtlijn (EU) 2022/2555;

14)

“cyberbeveiligingsrisico”: een risico zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 9), van Richtlijn (EU) 2022/2555;

15)

“cloudcomputingdienst”: een cloudcomputingdienst zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 30), van Richtlijn (EU) 2022/2555.

Artikel 4

Verwerking van persoonsgegevens

1.   De verwerking van persoonsgegevens door CERT-EU, de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging en de entiteiten van de Unie in het kader van deze verordening geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

2.   Wanneer zij taken of verplichtingen op grond van deze verordening vervullen, mogen CERT-EU, de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging en de entiteiten van de Unie persoonsgegevens slechts verwerken en uitwisselen voor zover dat noodzakelijk is en alleen met het oog op het vervullen van die taken of verplichtingen.

3.   De verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens als bedoeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 wordt noodzakelijk geacht om redenen van zwaarwegend algemeen belang op grond van artikel 10, lid 2, punt g), van die verordening. Dergelijke gegevens mogen alleen worden verwerkt voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de in de artikelen 6 en 8 bedoelde maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s, voor de verlening van diensten door CERT-EU op grond van artikel 13, voor het delen van incidentspecifieke informatie op grond van artikel 17, lid 3, en artikel 18, lid 3, voor het delen van informatie op grond van artikel 20, voor de rapportageverplichtingen op grond van artikel 21, voor coördinatie en samenwerking bij incidentenbehandeling op grond van artikel 22 en voor het beheer van ernstige incidenten op grond van artikel 23 van deze verordening. Wanneer de entiteiten van de Unie en CERT-EU optreden als verwerkingsverantwoordelijken, passen zij technische maatregelen toe om te voorkomen dat bijzondere categorieën persoonsgegevens voor andere doeleinden worden verwerkt en voorzien zij in passende en specifieke maatregelen om de grondrechten en de belangen van de betrokkenen te beschermen.

HOOFDSTUK II

MAATREGELEN VOOR EEN HOOG GEZAMENLIJK NIVEAU VAN CYBERBEVEILIGING

Artikel 5

Uitvoering van maatregelen

1.   Uiterlijk op 8 september 2024 verstrekt de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging, na raadpleging van het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa) en na advies van CERT-EU, richtsnoeren aan de entiteiten van de Unie met het oog op de uitvoering van een initiële cyberbeveiligingsevaluatie en de vaststelling van een intern kader voor het beheer, de governance en de controle met betrekking tot cyberbeveiligingsrisico’s op grond van artikel 6, de uitvoering van maturiteitsbeoordelingen van de cyberbeveiliging op grond van artikel 7, het nemen van maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s op grond van artikel 8 en de vaststelling van het cyberbeveiligingsplan op grond van artikel 9.

2.   Bij de uitvoering van de artikelen 6 tot en met 9 houden de entiteiten van de Unie rekening met de in lid 1 van dit artikel bedoelde richtsnoeren alsook met relevante richtsnoeren en aanbevelingen die zijn vastgesteld op grond van de artikelen 11 en 14.

Artikel 6

Kader voor risicobeheer, governance en toezicht op het gebied van cyberbeveiliging

1.   Uiterlijk op 8 april 2025 stelt elke entiteit van de Unie, na een initiële evaluatie van de cyberbeveiliging, zoals een audit, te hebben uitgevoerd, een intern kader voor het beheer, de governance en de controle met betrekking tot cyberbeveiligingsrisico’s (het “kader”) op. De vaststelling van het kader geschiedt onder toezicht van en onder de verantwoordelijkheid van het hoogste managementniveau van de entiteit van de Unie.

2.   Het kader omvat de gehele niet-gerubriceerde ICT-omgeving van de entiteit van de Unie in kwestie, met inbegrip van de ICT-omgeving ter plaatse, het operationele technologienetwerk ter plaatse, uitbestede activa en diensten in cloudcomputingomgevingen of gehost door derden, mobiele apparatuur, bedrijfsnetwerken, zakelijke netwerken die niet met het internet verbonden zijn en met die omgevingen verbonden apparaten (“ICT-omgeving”). Het kader is gebaseerd op een alle risico’s omvattende aanpak.

3.   Het kader waarborgt een hoog niveau van cyberbeveiliging. In het kader wordt het interne cyberbeveiligingsbeleid, met inbegrip van doelstellingen en prioriteiten, vastgesteld voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen, en de taken en verantwoordelijkheden van het personeel van de entiteit van de Unie dat belast is met het waarborgen van de effectieve uitvoering van deze verordening. Het kader omvat ook mechanismen om de effectiviteit van de uitvoering te meten.

4.   Het kader wordt regelmatig, en ten minste om de vier jaar, geëvalueerd in het licht van de veranderende cyberbeveiligingsrisico’s. In voorkomend geval en na een verzoek van de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging kan het kader van een entiteit van de Unie worden geactualiseerd op basis van richtsnoeren van CERT-EU met betrekking tot vastgestelde incidenten of mogelijk geconstateerde lacunes in de uitvoering van deze verordening.

5.   Het hoogste managementniveau van elke entiteit van de Unie is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze verordening en houdt toezicht op de naleving door zijn organisatie van de verplichtingen in verband met het kader.

6.   Indien nodig en onverminderd zijn verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze verordening, kan het hoogste managementniveau van elke entiteit van de Unie specifieke verplichtingen uit hoofde van deze verordening delegeren aan hoger leidinggevend personeel in de zin van artikel 29, lid 2, van het Statuut of andere functionarissen op gelijkwaardig niveau binnen de betrokken entiteit van de Unie. Ongeacht een dergelijke delegatie kan het hoogste managementniveau aansprakelijk worden gesteld voor inbreuken op deze verordening door de betrokken entiteit van de Unie.

7.   Elke entiteit van de Unie beschikt over doeltreffende mechanismen om te waarborgen dat een passend percentage van de ICT-begroting aan cyberbeveiliging wordt besteed. Bij het vaststellen van dat percentage wordt terdege rekening gehouden met het kader.

8.   Elke entiteit van de Unie stelt elk een lokale cyberbeveiligingsfunctionaris of een gelijkwaardige functionaris aan, die fungeert als het centrale contactpunt voor alle cyberbeveiligingsaspecten. De lokale cyberbeveiligingsfunctionaris faciliteert de uitvoering van deze verordening en brengt op regelmatige basis rechtstreeks aan het hoogste managementniveau verslag uit over de stand van de uitvoering. Ongeacht of in elke entiteit van de Unie de lokale cyberbeveiligingsfunctionaris het centrale contactpunt is, kan een entiteit van de Unie, op basis van een dienstenniveauovereenkomst tussen die entiteit van de Unie en CERT-EU, bepaalde aan de uitvoering van deze verordening gerelateerde taken van de lokale cyberbeveiligingsfunctionaris aan CERT-EU delegeren, of kunnen die taken door meerdere entiteiten van de Unie worden gedeeld. Indien die taken aan CERT-EU zijn gedelegeerd, besluit de op grond van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging of die dienstverlening onderdeel dient uit te maken van de basisdienstverlening van CERT-EU, rekening houdend met de personele en financiële middelen van de betrokken entiteit van de Unie. Elke entiteit van de Unie geeft CERT-EU onverwijld kennis van de aangewezen lokale cyberbeveiligingsfunctionaris en iedere wijziging daarvan.

CERT-EU stelt een lijst van aangewezen lokale cyberbeveiligingsfunctionarissen op en houdt deze actueel.

9.   Het hoger leidinggevend personeel in de zin van artikel 29, lid 2, van het Statuut of andere functionarissen op gelijkwaardig niveau binnen de betrokken entiteit van de Unie, alsmede alle relevante personeelsleden die belast zijn met de uitvoering van de in deze verordening vastgelegde maatregelen en met de naleving van verplichtingen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s volgen regelmatig specifieke opleidingen om voldoende kennis en vaardigheden op te doen om risico- en beheerspraktijken op het gebied van cyberbeveiliging en de gevolgen daarvan op de activiteiten van de entiteit van de Unie te begrijpen en te beoordelen.

Artikel 8

Maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s

1.   Elke entiteit van de Unie neemt onverwijld en in elk geval uiterlijk op 8 september 2025, onder het toezicht van haar hoogste managementniveau, passende en evenredige technische, operationele en organisatorische maatregelen voor het beheer van de binnen het kader geïdentificeerde cyberbeveiligingsrisico’s, en voor het voorkomen of tot een minimum beperken van de gevolgen van incidenten. Rekening houdend met de stand van de techniek en, in voorkomend geval, de relevante Europese en internationale normen waarborgen die maatregelen een beveiligingsniveau van netwerk- en informatiesystemen in de gehele ICT-omgeving dat in verhouding staat tot de cyberbeveiligingsrisico’s die zich voordoen. Bij het beoordelen van de evenredigheid van die maatregelen wordt terdege rekening gehouden met de mate waarin de entiteit van de Unie aan cyberbeveiligingsrisico’s is blootgesteld, de omvang van de entiteit van de Unie en de kans dat zich incidenten voordoen en de ernst ervan, met inbegrip van de maatschappelijke, economische en interinstitutionele gevolgen daarvan.

2.   Bij de uitvoering van de maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s behandelen de entiteiten van de Unie ten minste de volgende gebieden:

a)

cyberbeveiligingsbeleid, met inbegrip van de maatregelen die nodig zijn om de in artikel 6 en lid 3 van dit artikel bedoelde doelstellingen en prioriteiten te verwezenlijken;

b)

beleid inzake cyberbeveiligingsrisicoanalyse en beveiliging van informatiesystemen;

c)

beleidsdoelstellingen met betrekking tot het gebruik van cloudcomputingdiensten;

d)

in voorkomend geval een cyberbeveiligingsaudit, die een beoordeling van het cyberbeveiligingsrisico, de kwetsbaarheid en de cyberdreiging kan omvatten, en penetratietests die regelmatig door een betrouwbare particuliere aanbieder worden uitgevoerd;

e)

de uitvoering van aanbevelingen die voortvloeien uit de in punt d) bedoelde cyberbeveiligingsaudits door middel van cyberbeveiligings- en beleidsupdates;

f)

de organisatie van cyberbeveiliging, inclusief de vaststelling van rollen en verantwoordelijkheden;

g)

activabeheer, inclusief een inventaris van ICT-activa en ICT-netwerkarchitectuur;

h)

beveiliging van personele middelen en toegangscontrole;

i)

operationele beveiliging;

j)

communicatiebeveiliging;

k)

aankoop, ontwikkeling en onderhoud van systemen, met inbegrip van beleid inzake de respons op en bekendmaking van kwetsbaarheden;

l)

indien mogelijk, beleid inzake de transparantie van de broncode;

m)

beveiliging van de toeleveringsketen, met inbegrip van beveiligingsgerelateerde aspecten van de betrekkingen tussen elke entiteit van de Unie en haar rechtstreekse leveranciers of dienstverleners;

n)

incidentenbehandeling en samenwerking met CERT-EU, zoals continue monitoring en registratie van de beveiliging;

o)

bedrijfscontinuïteitsbeheer, zoals back-upbeheer en noodvoorzieningenplannen, en crisisbeheer, en

p)

bevordering en ontwikkeling van programma’s betreffende onderwijs, vaardigheden, bewustmaking, oefeningen en opleiding op het gebied van cyberbeveiliging.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt m), houden entiteiten van de Unie rekening met de specifieke kwetsbaarheden van elke rechtstreekse leverancier en dienstverlener, en met de algehele kwaliteit van de producten en cyberbeveiligingspraktijken van hun leveranciers en dienstverleners, veilige ontwikkelingsprocessen inbegrepen.

3.   Entiteiten van de Unie nemen ten minste de volgende specifieke maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s:

a)

technische regelingen om telewerken mogelijk te maken en te ondersteunen;

b)

concrete stappen in de richting van zero trust-beginselen;

c)

het gebruik van multifactorauthenticatie als norm in alle netwerk- en informatiesystemen;

d)

het gebruik van cryptografie en versleuteling, en met name eind-tot-eindversleuteling, alsook beveiligde digitale ondertekening;

e)

waar passend, beveiligde spraak-, beeld- en tekstcommunicatie, en beveiligde noodcommunicatiesystemen binnen de entiteit van de Unie;

f)

proactieve maatregelen voor het opsporen en verwijderen van malware en spyware;

g)

de totstandbrenging van een veilige toeleveringsketen voor software, door middel van criteria voor de ontwikkeling en evaluatie van veilige software;

h)

de opstelling en vaststelling van opleidingsprogramma’s op het gebied van cyberbeveiliging die in verhouding staan tot de voorgeschreven taken en verwachte capaciteiten, voor het hoogste managementniveau en voor de personeelsleden van de entiteit van de Unie die belast zijn met het waarborgen van de effectieve uitvoering van deze verordening;

i)

de regelmatige opleiding van personeelsleden op het gebied van cyberbeveiliging;

j)

in voorkomend geval de deelname aan risicoanalyses van de interconnectiviteit tussen de entiteiten van de Unie;

k)

betere aanbestedingsregels om een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging te bevorderen door:

i)

contractuele belemmeringen weg te nemen die informatie-uitwisseling tussen ICT-dienstverleners over incidenten, kwetsbaarheden en cyberdreigingen met CERT-EU beperken;

ii)

contractueel te bepalen dat incidenten, kwetsbaarheden en cyberdreigingen moeten worden gemeld, en dat er mechanismen voor een passende respons en passend toezicht op incidenten voorhanden moeten zijn.

Artikel 9

Cyberbeveiligingsplannen

1.   Na de afronding van de op grond van artikel 7 uitgevoerde maturiteitsbeoordeling van de cyberbeveiliging en rekening houdend met de binnen het kader aangeduide activa en vastgestelde cyberbeveiligingsrisico’s en de op grond van artikel 8 genomen maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s, keurt het hoogste managementniveau van elke entiteit van de Unie onverwijld en in elk geval uiterlijk op 8 januari 2026 een cyberbeveiligingsplan goed. Het cyberbeveiligingsplan beoogt de algehele cyberbeveiliging van de entiteit van de Unie te versterken en aldus bij te dragen tot de verhoging van een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de entiteiten van de Unie. Het cyberbeveiligingsplan bevat minstens de op grond van artikel 8 genomen maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s. Het cyberbeveiligingsplan wordt om de twee jaar herzien, of vaker indien nodig na de op grond van artikel 7 uitgevoerde maturiteitsbeoordelingen van de cyberbeveiliging of na een substantiële herziening van het kader.

2.   Het cyberbeveiligingsplan omvat het cybercrisisbeheersplan van de entiteit van de Unie voor ernstige incidenten.

3.   De entiteit van de Unie dient het afgeronde cyberbeveiligingsplan in bij de op grond van van artikel 10 opgerichte interinstitutionele raad voor cyberbeveiliging.

HOOFDSTUK III

INTERINSTITUTIONELE RAAD VOOR CYBERBEVEILIGING

Artikel 11

Taken van de IICB

Bij de uitoefening van zijn verantwoordelijkheden vervult de IICB met name de volgende taken:

a)

hij verstrekt het hoofd van CERT-EU richtsnoeren;

b)

hij houdt effectief toezicht op de uitvoering van deze verordening en ondersteunt de entiteiten van de Unie bij het versterken van hun cyberbeveiliging, onder meer door entiteiten van de Unie en CERT-EU waar passend om ad-hocverslagen te vragen;

c)

hij stelt na een strategische discussie een meerjarige strategie vast voor het verhogen van het cyberbeveiligingsniveau in de entiteiten van de Unie, evalueert die strategie regelmatig en in elk geval om de vijf jaar, en wijzigt die strategie indien nodig;

d)

hij stelt de methodologie en organisatorische aspecten voor de uitvoering van vrijwillige collegiale toetsingen door entiteiten van de Unie vast om van gedeelde ervaringen te leren, het onderlinge vertrouwen te versterken, een hoog gemeenschappelijk niveau van cyberbeveiliging te bewerkstelligen en de cyberbeveiligingscapaciteiten van de entiteiten van de Unie te verbeteren, waarbij ervoor wordt gezorgd dat dergelijke collegiale toetsingen worden uitgevoerd door cyberbeveiligingsdeskundigen die zijn aangewezen door een andere entiteit van de Unie dan de entiteit van de Unie die wordt geëvalueerd, en dat de methodologie gebaseerd is op artikel 19 van Richtlijn (EU) 2022/2555 en, in voorkomend geval, wordt aangepast aan de entiteiten van de Unie;

e)

hij hecht zijn goedkeuring aan het jaarlijkse werkprogramma van CERT-EU op basis van een voorstel van het hoofd van CERT-EU en ziet toe op de uitvoering ervan;

f)

hij hecht zijn goedkeuring aan de CERT-EU -dienstencatalogus en alle bijwerkingen daarvan, op basis van een voorstel van het hoofd van CERT-EU;

g)

hij hecht zijn goedkeuring aan de verwachte jaarlijkse ontvangsten en uitgaven, inclusief wat personeel betreft, voor CERT-EU, op basis van een voorstel van het hoofd van CERT-EU;

h)

hij hecht zijn goedkeuring aan de regelingen voor dienstenniveauovereenkomsten, op basis van een voorstel van het hoofd van CERT-EU;

i)

hij controleert en hecht zijn goedkeuring aan het door het hoofd van CERT-EU opgestelde jaarverslag over de activiteiten van, en het beheer van de middelen door, CERT-EU;

j)

hij hecht zijn goedkeuring aan en monitort kernprestatie-indicatoren voor CERT-EU die op basis van een voorstel van het hoofd van CERT-EU worden vastgesteld;

k)

hij hecht zijn goedkeuring aan samenwerkingsovereenkomsten en dienstenniveauovereenkomsten of overeenkomsten tussen CERT-EU en andere entiteiten op grond van artikel 18;

l)

hij stelt richtsnoeren en aanbevelingen vast op basis van een voorstel van CERT-EU overeenkomstig artikel 14 en draagt CERT-EU op om een oproep tot actie, of een voorstel voor richtsnoeren of aanbevelingen, uit te vaardigen, in te trekken of te wijzigen;

m)

hij stelt technische adviesgroepen met specifieke taken in ter ondersteuning van de werkzaamheden van de IICB, keurt hun mandaat goed en wijst hun voorzitter aan;

n)

hij ontvangt en beoordeelt documenten en verslagen die de entiteiten van de Unie uit hoofde van deze verordening indienen, zoals maturiteitsbeoordelingen van de cyberbeveiliging;

o)

hij bevordert de oprichting van een informele groep van lokale cyberbeveiligingsfunctionarissen van entiteiten van de Unie, ondersteund door Enisa, teneinde beste praktijken en informatie in verband met de uitvoering van deze verordening uit te wisselen;

p)

hij houdt toezicht op de toereikendheid van de interconnectiviteitsregelingen tussen de ICT-omgevingen van de entiteiten van de Unie, rekening houdend met de door CERT-EU verstrekte informatie over de vastgestelde cyberbeveiligingsrisico’s en de geleerde lessen, en brengt advies uit over mogelijke verbeteringen;

q)

hij stelt een cybercrisisbeheersplan op om op operationeel niveau het gecoördineerde beheer van ernstige incidenten met gevolgen voor entiteiten van de Unie te ondersteunen en bij te dragen tot de regelmatige uitwisseling van relevante informatie, met name met betrekking tot de gevolgen en de ernst van ernstige incidenten en de mogelijke manieren om de gevolgen ervan te beperken;

r)

hij coördineert de vaststelling van de cybercrisisbeheersplannen door de individuele entiteiten van de Unie zoals bedoeld in artikel 9, lid 2;

s)

hij stelt aanbevelingen vast in verband met de beveiliging van de toeleveringsketen zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, eerste alinea, punt m), rekening houdend met de resultaten van op Unieniveau gecoördineerde beveiligingsrisicobeoordelingen van kritieke toeleveringsketens zoals bedoeld in artikel 22 van Richtlijn (EU) 2022/2555, teneinde de entiteiten van de Unie te ondersteunen bij het doorvoeren van doeltreffende en passende maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s.

Artikel 12

Naleving

1.   De IICB houdt op grond van artikel 10, lid 2, en artikel 11 effectief toezicht op de uitvoering van deze verordening en de door de entiteiten van de Unie vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen en oproepen tot actie. De IICB kan de daartoe benodigde informatie of documentatie opvragen bij de entiteiten van de Unie. Voor de vaststelling van nalevingsmaatregelen uit hoofde van dit artikel heeft de betrokken entiteit van de Unie geen stemrecht indien die entiteit rechtstreeks vertegenwoordigd is in de IICB.

2.   Indien de IICB vaststelt dat een entiteit van de Unie deze verordening of de op grond van deze verordening vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen of oproepen tot actie niet doeltreffend heeft uitgevoerd, kan hij, onverminderd de interne procedures van de betrokken entiteit van de Unie, en na de betrokken entiteit van de Unie de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen te maken:

a)

de betrokken entiteit van de Unie een met redenen omkleed advies doen toekomen inzake de geconstateerde lacunes in de uitvoering van deze verordening;

b)

na raadpleging van CERT-EU de betrokken entiteit van de Unie richtsnoeren verstrekken om ervoor te zorgen dat haar kader, maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s, cyberbeveiligingsplan en verslaglegging binnen een bepaalde termijn in overeenstemming zijn met deze verordening;

c)

een waarschuwing doen uitgaan om vastgestelde tekortkomingen binnen een bepaalde termijn te verhelpen, met inbegrip van aanbevelingen tot wijziging van maatregelen die de betrokken entiteit van de Unie op grond van deze verordening heeft getroffen;

d)

een met redenen omklede kennisgeving doen uitgaan aan de betrokken entiteit van de Unie indien de in een waarschuwing op grond van punt c) vastgestelde tekortkomingen niet voldoende werden verholpen binnen de vermelde termijn;

e)

het volgende doen uitgaan:

i)

een aanbeveling om een audit uit te voeren, of

ii)

een verzoek om een derde partij een audit te laten uitvoeren;

f)

in voorkomend geval de Rekenkamer, binnen de grenzen van haar mandaat, in kennis stellen van de vermeende niet-naleving;

g)

een aanbeveling aan alle lidstaten en entiteiten van de Unie doen uitgaan om gegevensstromen naar de betrokken entiteit van de Unie tijdelijk op te schorten.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt c), wordt de waarschuwing gericht tot een op passende wijze beperkt publiek, indien nodig met het oog op het cyberbeveiligingsrisico.

Op grond van de eerste alinea uitgebrachte waarschuwingen en aanbevelingen worden gericht aan het hoogste managementniveau van de betrokken entiteit van de Unie.

3.   Indien de IICB maatregelen heeft genomen op grond van lid 2, eerste alinea, punten a) tot en met g), verstrekt de betrokken entiteit van de Unie nadere informatie over de maatregelen en acties die zijn genomen om de door de IICB vastgestelde vermeende tekortkomingen te verhelpen. De entiteit van de Unie dient deze nadere informatie binnen een met de IICB overeen te komen redelijke termijn in.

4.   Wanneer de IICB van oordeel is dat er sprake is van een aanhoudende schending van deze verordening door een entiteit van de Unie als rechtstreeks gevolg van het handelen of nalaten van een ambtenaar of ander personeelslid van de Unie, ook op het hoogste managementniveau, verzoekt de IICB de betrokken entiteit van de Unie passende maatregelen te nemen, met inbegrip van het verzoek te overwegen om maatregelen van disciplinaire aard te nemen, overeenkomstig de bepalingen en procedures van het Statuut en alle andere toepasselijke regels en procedures. Daartoe draagt de IICB de nodige informatie over aan de betrokken entiteit van de Unie.

5.   Indien entiteiten van de Unie er kennis van geven dat zij niet in staat zijn om de in artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 1, vastgestelde termijnen te halen, kan de IICB, in naar behoren gemotiveerde gevallen en rekening houdend met de omvang van de entiteit van de Unie, toestemming geven om die termijnen te verlengen.

HOOFDSTUK IV

CERT-EU

Artikel 14

Richtsnoeren, aanbevelingen en oproepen tot actie

1.   CERT-EU ondersteunt de uitvoering van deze verordening door middel van:

a)

oproepen tot actie, die dringende beveiligingsmaatregelen omvatten die de entiteiten van de Unie binnen een bepaalde termijn met klem wordt aangeraden te nemen;

b)

voorstellen aan de IICB voor richtsnoeren die gericht zijn tot alle of een deel van de entiteiten van de Unie;

c)

voorstellen aan de IICB voor aanbevelingen die gericht zijn tot individuele entiteiten van de Unie.

Met betrekking tot de eerste alinea, punt a), stelt de betrokken entiteit van de Unie CERT-EU onverwijld na ontvangst van de oproep tot actie in kennis van de wijze waarop de dringende beveiligingsmaatregelen zijn toegepast.

2.   Richtsnoeren en aanbevelingen kunnen het volgende omvatten:

a)

gemeenschappelijke methoden en een model voor de beoordeling van de maturiteit van de entiteiten van de Unie op het gebied van cyberbeveiliging, met inbegrip van de bijbehorende schalen of kernprestatie-indicatoren, die als referentie dienen ter ondersteuning van de voortdurende verbetering van de cyberbeveiliging in alle entiteiten van de Unie en die de prioritering van cyberbeveiligingsdomeinen en -maatregelen vergemakkelijken, rekening houdend met de positie van de entiteiten ten opzichte van cyberbeveiliging;

b)

de regelingen voor of verbetering van het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s en de maatregelen voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s;

c)

de regelingen voor maturiteitsbeoordelingen van de cyberbeveiliging en cyberbeveiligingsplannen;

d)

indien van toepassing, het gebruik van algemene technologie, architectuur, open bronnen en de bijbehorende beste praktijken, met het oog op interoperabiliteit en gemeenschappelijke normen, met inbegrip van een gecoördineerde aanpak betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen;

e)

in voorkomend geval, informatie om het gebruik van instrumenten voor gemeenschappelijke aanbestedingen voor de aankoop van relevante cyberbeveiligingsdiensten en -producten van derde leveranciers te vergemakkelijken;

f)

regelingen voor informatie-uitwisseling op grond van artikel 20.


whereas









keyboard_arrow_down